Tekstweergave van GA-1941_MB028_04002

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Jan. 1941 jhr. J. S. H. van de Poll op 23 Februari 1880, die in 1878 het huis had geërfd van zijn stiefmoeder, de Douarière Van de Poll—Mogge Muilman, het in huur kwam aan de Middelbare School voor Meisjes, de zoogenaamde „gouden school”. Deze verliet het, toen na zijn huwelijk in 1887 de heer J. R. H. Neervoort van de Poll eigenaar werd en het huis ging bewonen. In 1894 verkocht hij het aan het radicale, later liberale, gemeenteraadslid Hugo Muller, die het bewoonde tot 1904. Toen kwam het door koop aan mevrouw M. E. Nathusius —Rosenthal. Deze bewoonde het tot 1927, toen ze het verkocht aan de tegenwoordige eigenares, mejuffrouw G. L. C. A. Mirandolle. Chr. P. van Eeghen. AMSTERDAM EN DE OUDE NEDERLANDSCHE WALVISCHVAART. Inde geschiedenis van de oude Nederlandsche Walvischvaart heeft onze stad een groote rol gespeeld. Reeds inde uitrusting van de schepen voor den tocht van Heemskerck en Barentsz had zij een belangrijk aandeel, vooral op aandringen van den bekenden geograaf en predikant Plancius. Deze tocht eindigde met de bekende overwintering op Nova Zembla (1596). HoeweFhet de bedoeling van deze reiswas om een doortocht naar Indië te vinden, was zij indirect toch de aanleiding voor de Nederlandsche Walvischvaart. In 1614 werd te Amsterdam de „Noordsche Kompagnie” opgericht. De voornaamste aandeelhouders waren Lambert van Tween - huizen, Jaques Niquet, Jaques Mercys, Gillis Dodeur, Leonard Rans, Ysbrand Dobbens, Nikazius Kien, Antonie Monier en Dirk Adriaanszoon Levenstein. Zij kregen een „octroi” voor twee jaar om inde buurt van Spitsbergen te visschen. Op het eiland Amsterdam hadden zij hun traanketels en kuipen. Aan dezen gouden tijd bezitten wij nog verschillende herinneringen. De meest bekende hiervan zijnde „Groen - landsche Pakhuizen” op de Kei - zersgracht no. 28—34. Zij zijn vermoedelijk in 1620 gebouwd. Dr. Joh. C. Breen vond n.l. een verkoopacte van den grond aan Ysbrandt Dobbesz. uit dat jaar. Afbeeldingen ervan komen voor op den plattegrond van Balthasar Floris uit 1623 en in het bekende „Grachtenboek” van Gaspar Philipps Jacobszoon (1768 —71). Zij moesten dienen om de pro - ducten van de walvischvaart zooals traan, baleinen of baarden en potvischtanden op te slaan. Om de traan te kunnen be - waren, had men onder de pak - huizen een zestigtal „oliebakken” gebouwd. De firma G. H. Bühr - mann, de tegenwoordige eige - nares, bezit nog een bouwtee - kéning van deze putten. In 1922 gebruikte de architect H. A. J. Baanders hun stevigte om met behoud van de oorspronkelijke trapgevels, over de geheele breedte er nog één verdieping op te bouwen. Helaas werden de bakken zelf toen op één na 2 De Groenlandsche Pakhuizen.