Tekstweergave van GA-1941_JB038_00182

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
laag, eischte betaling en wilde ontslag. Toen Keetman op 1 Februari eindelijk vertrok, bleef een groot deel van zijn bemanning achter. 1 Wij behoeven, dunkt mij, de verdere lotgevallen en strubbelingen van den gezag - voerder hier met te bespreken. Hij voer in overleg met zijn mededeelhebbers met twee schepen naar Smyrna en naar Constantinopel, waar de Turken voor hun oorlog tegen Rusland en Oostenrijk misschien wel wat oorlogstuig zouden kunnen gebruiken. De Juffrouw Agatha ging naar Livorno. 2 De achter gebleven bemanning moest later op kosten van de deelhebbers m de expeditie naar Amsterdam worden terug - gebracht en volle gage moest hun worden betaald tot op den dag van Keetmans vertrek. Het was een tegenvaller en het was helaas de eenige niet. De reis, die ge - raamd was op drie maanden, bleek welhaast een jaar te vragen en van de voordeelen, die men zich beloofd had, werd mets verwezenlijkt. De afwikkeling der zaken vergde veel tijd, want m 1743, toen de boedel van Boon bij de kamer was, moest men enkele posten, die de ondernemingen van Theodoor raakten, nog open laten. Toch kon al wel duidelijk worden aangetoond dat de failliet vooral door zijn Corsicaansche zaken in moeilijkheden was geraakt. Onder het actief werden opgevoerd een pretensie ten laste van Keetman „wegens het schip d’Agatha, Capt. Gustavus Barens, ’t geen lange geleden verkocht en afgeloopen is” (p.m.) en een vierde m het schip de Maria Jacoha, maarde reederij heeft hier een vordering op den boedel, die naar alle waarschijnlijkheid het te goed zal te boven gaan. Bij de schulden en verliezen worden opgesomd: „aan Lijbergen (lees Van Lerbergen) te Napels ƒ1800; aan ’t schip en Cargasoen d’Agatha, Captn. Gustavus Barens, ver - loren meer dan ƒ 15.000; aan t schip d’ Maria Jacoha, Captn. Corns. Roos, meer dan ƒ4000; aan ’t schip L’AJricain, Captn. Pieter Keetman, ruim ƒ8550; aan den baron Niehoff of zoogenaamden konmg Theodorus m contanten zonder bewijs ƒ 7370; aan ditto zijn Captn. en secretaris voor aan haar en anderen verschoten penningen ƒ1600; aan diversen van zijn volk ƒ 1000”; en eindelijk „d’Post van Lefeber Hubert en la Maison op des reqts naam geleverd aan Theodorus ƒ 700”. Alles tezamen meer 1 Verklaringen tegen Keetman bij nots. B. Phaff, 7 Nov. 1739 (10215, n°. 640); attestaties te zijnen gunste bij nots. J. Barels, 7, 10, 15 Dec. 1739 (8850, nrs 934, 948, 964) en 16 Febr. 1740 (8851, n°. 109). Zie ook res. St.-Gen., 9 en 17 Maart 1739. 2 Nots. J. Barels, 17 Febr. 1739 (8847, nos. 117—119). 3 Van Lerbergen, 3 Maart 1739; res. St.-Gen., 9 Maart 1739; rechterlijk archief Amsterdam n°. 2581, rol van Commissarissen van Zeezaken, 7 Juli en 22 Oct. 1739. 128