Tekstweergave van GA-1940_MB027_02163

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Dec. 1940 AMSTELODAMUM geschiedenis en de studie der letteren. Te Amsterdam bezocht hij de latijnsche school en ging vervolgens in Franeker rechten studeeren. Hij verwisselde echter deze Friesche academie op 29 Mei 1787 voor die te Leiden. In het jaar 1789 was hij ver - moedelijk in Göttingen, om op 6 No - vember 1790, dus één en twintig jaren oud, te Leiden inde rechten te promo - veer en. Thans trok de balie hem en werd hij toegelaten als advocaat bij den Hove van Holland in zijne geboorteplaats. Daar huwde hij, op 3 Mei 1791, met Suzanna le Posle, dochter uiteen gezeten Leidsch geslacht. Ofschoon de advocatenpraktijk niet on - bevredigend groeide, zoo vond de tem - peramentvolle Wiselius, naar hij meende, daarin toch niet zijn levensdoel; hij wijdde zich dan ook aan de handelszaak van zijnen vader en, toen deze in 1793 overleed, moest hij haar geheel alleen drijven. Zijne stellige overtuiging op politiek gebied bracht hem er toe als vurig patriot met meer dan gewone belang - stelling de zich in snel tempo voordoende gebeurtenissen in Amsterdam te volgen en daaraan deel te nemen. Zoo zien wij hem in 1795, bij de omwenteling, deel uit maken van het hier ter stede op - gerichte „Comité révolutionnair” en hielp hij mede deze beweging tot stand te doen komen. In Februari 1795 was hij secretaris en in Juli en November van dat jaar was hij voorzitter van de vergadering der Provisioneele Representanten van Hol - land. Ook werd hij drossaard en kastelein van Muiden, baljuw en dijkgraaf van Naarden en Gooiland, hoofdofficier van Weespercarspel enz. Van 1798 tot 1800 was hij Commissaris van den Amsterdamschen Schouwburg, welke benoeming hem, uit hoofde van zijnen letterkundigen aanleg, aanvanke - lijk voldoening verschafte. In het jaar 1796 was hij lid van het Comité tot den Oost-Indischen Handel, dat na het jaar 1800 den naam kreeg van Raad der Aziatische Bezittingen. Op 5 Februari 1798 benoemde men hem tot Minister van Marine, welke functie hij niet aannam. Ofschoon hij daarvoor zeer goede eigen - schappen en een helder verstand bezat, bevredigde de politiek hem op den duur echter geenszins. Benige jaren later, in 1804, werd de Raad der Aziatische Bezittingen georganiseerd, doch hij werd, zeer tot zijne teleurstelling, niet in het nieuwe lichaam gekozen. Men oordeelde het wenschelijk langzamerhand de min of meer felle voorstanders der revolutie inde verschillende openbare bedieningen te elimineeren. Als ambteloos burger wijdde hij zich aan zijne handelszaken en betrok in 1807 met zijn gezin, bestaande uit vrouw, vijf zonen en vijf dochters, een kleine buiten - plaats, „Weltevrede” aan de Vecht. Ook hier wijdde hij zich aan de schoone letteren. Met Bilderdijk was hij zeer bevriend. Op 26 Maart 1813 trof hem een zware slag door het overlijden zijner vrouw op veertigjarigen leeftijd; dit ontredderde den sterken, als gezegd energieken, Wiselius eenigen tijd, doch hij herstelde zich. De Souvereine Vorst bood hem den post aan van directeur van politie te Amster - dam, welk aanbod hij aannam. Op 23 December van dat jaar trad hij als zoodanig in functie. Hij had tot taak de stedelijke politie te Amsterdam, die, weinig georganiseerd als zij was, in dien tijd slechts een pover aanzien genoot, op te richten uit haar verval. Een zwarte vlek en een voortdurende bron van groote ergernis, zoo voor burgerij als den directeur zelf, was de instelling van het nachtwachtswezen, overblijfsel van de oude inrichting der politie te Amsterdam, dat gedurende den Franschen tijd was afgeschaft, zéér tot verhooging van het aanzien der politie, doch dat, uit financieele overwegingen, aanstonds na het terugkrijgen onzer onafhankelijkheid in 1813 weer in eere was hersteld. Dit nachtwachtswezen, bestond daarin, dat lieden, die ’s daags schoenmaker, metselaar, sjouwer, enz. waren, ’s avonds en ’s nachts als nachtwacht politie - bevoegdheid bezaten en dan, tegen een 163