Tekstweergave van GA-1940_MB027_02162
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Dec.
1940
De
Gemeentemusea
in
1939.
Blijkens
het
ons
toegezonden
verslag
over
1939
van
de
Gemeentemusea,
ondergingen
ook
zij
in
het
afgeloopen
jaar
den
terugslag
van
de
tijdsomstandigheden:
zoowel
het
bezoek
als
de
werkzaamheden
werden
nadeelig
beïnvloed
door
de
herhaalde
alarmtoestanden
en
het
uitbreken
van
den
oorlog.
Desondanks
bleef
het
aantal
bezoekers
bijna
even
hoog
als
in
1938.
De
vier
gemeentelijke
musea
werden
in
to
-
taal
door
126.373
personen
bezocht,
tegen
131.137
in
het
voorafgaande
jaar.
Inde
maanden
vóór
het
uitbreken
van
den
oorlog
viel
een
duidelijke
stijging
te
con
-
stateeren;
pas
in
September
begon
de
teruggang.
Bleef
in
het
Stedelijk
Museum,
voorname
-
lijk
dank
zij
den
tentoonstellingen,
het
aantal
bezoekers
op
peil,
bij
de
kleine
musea,
welke
gedurende
het
grootste
ge
-
deelte
van
het
jaar
in
verband
met
den
oorlog
of
wegens
reorganisatie
gesloten
waren,
had
een
gevoelige
achteruitgang
plaats,
nl.
van
9047
tot
4025
bezoekers.
Slechts
door
één
tentoonstelling
(die
be
-
treffende
de
Oude
Kerk,
Red.)
in
het
Amsterdamsch
Historisch
Museum
kon
het
bezoek
gestimuleerd
worden.
Het
oorlogsgevaar
maakte
het
noodzake
-
lijk,
alle
aandacht
te
wijden
aan
de
bevei
-
liging
van
de
kunstwerken
en
museum
-
gebouwen.
Bij
gebrek
aan
bomvrije
kel
-
ders
inde
musea
en
in
afwachting
van
de
voltooiing
van
den
betonnen
schuilkelder
der
Gemeente
inde
duinen,
werden
sinds
eind
Augustus
de
voornaamste
kunst
-
werken
bewaard
in
vier
ijzeren
lichters,
die
in
Noord-
en
Zuidholland
op
veilige
plaatsen
gemeerd
lagen
onder
voort
-
durend
toezicht
van
personeel
der
Ge
-
meentemusea.
Het
stemt
tot
tevreden
-
heid,
dat
alle
kunstwerken
zich
ineen
uitmuntenden
toestand
bevonden,
toen
zij
in
April
1940
naar
den
schuilkelder
werden
overgebracht.
Ten
einde
de
museumgebouwen
te
be
-
veiligen,
werden
zolders
ontruimd,
kel
-
ders
gestut
en
zoo
noodig
met
zandzak
-
ken
versterkt.
De
vergeten
naam.
Ons
medelid,
de
heer
C.
A.
van
Driel,
schrijft
ons:
In
het
maandblad
Nov.
1940
las
ik
een
stukje
van
den
heer
A.
J.
Salm
te
Bloemendaal,
waarin
hij
twijfelde
aan
de
benaming
van
een
drietal
bruggen,
waaronder
ook
de
Heibrug;
die
zou
vroeger
ook
een
andere
benaming
gehad
hebben,
doch
die
naam
was
den
heer
S.
ontschoten.
Ik
vermeen
dat
deze
naam
was
de
Strontenburger
-
brug.
Zou
de
oorsprong
van
dezen
naam
ook
kunnen
zijn,
dat
buiten
de
Heypoort
een
gelegenheid
was
waar
het
stadsvuil
gedeponeerd
werd?
De
Amstel.
’t
Waait
zon!
en
’t
water
is
pijnlijk
wit.
Veel
boomen
staan
in
dronken
gelid.
Veel
licht,
veel
hemel,
veel
meeuwengekrisch,
waaronder
de
Amstel
wild
zilver
is.
Veel
huppelend
leven,
veel
gladde
glans,
De
lissche
lispelt
haar
rozenkrans.
Een
dikke
stoomboot
daar
verre,
fluit
Eén
twee
en
driemaal
Een
schuimpluim
uit....
1917.
Martin
Permys.
De
eerste
Directeur
van
Politie
te
Amsterdam.
In
het
April-nummer
van
ons
Maandblad
schreef
ons
medelid,
de
heer
H.
J.
Versteeg,
hoofdcommissaris
van
politie
te
dezer
stede,
een
bijdrage
over
zijn
eersten
ambtsvoorganger,
naar
aanleiding
van
het
vinden
van
het
portret
van
dien
functionaris
Christiaan
de
Bie.
Hij
noemde
toen
ook
den
naam
van
mr.
S.
I.
Wiselius,
den
eersten
directeur
van
politie
te
Amsterdam.
In
het
Juli-nummer
van
het
Maand
-
schrift
voor
Geschiedenis
en
Kunst,
Historia,
komt
hij
thans
uitvoeriger
op
deze
merkwaardige
figuur
terug.
Wij
ontleenen
er
het
volgende
aan:
Samuel
Iperuszoon
Wiselius,
geboren
te
Amsterdam,
4
Februari
1769,
gevoelde
zich,
tot
de
jaren
des
onderscheids
ge
-
komen,
aanvankelijk
minder
tot
den
stand
van
zijnen
vader,
die
Amster
-
damsch
koopman
was,
aangetrokken,
doch
had
een
sterke
neiging
voor
de
162