Tekstweergave van GA-1940_MB027_02156

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Dec. 1940 man is afgebeeld. Zou deze de door Coorengel genoemde Barckman zijn? Het is niet onmogelijk, dat ach - ter de letters [IN]D BARCK, die volstrekt niet het midden van de voor het onder - schrift beschikbare ruimte innemen, het woord MAN, evenals IN anderzijds, is uit - geslepen, gelijk een suggestie van ons medelid den heer H. W. Alings, luidt. Het onderschrift zou dan oorspronkelijk op bei - de steenen betrekking hebben gehad, later ineen op het schip alleen wijzend zijn veranderd. Dan zou bovendien een nieuw argument geleverd zijn voor mijn vroeger (vgl. bov. n. 10) geuite veronderstelling, dat de enkel met straatnaam en huisnummer bij Coorengel vermelde huisnamen op een periode kunnen teruggaan, veel ouder dan de tijd (1905), waarin hij zijn werk publiceerde, hier in ieder geval vóór 1876. 5. In mijn stuk ~de nog bestaande Amsterdamsche drievoudige huisemblemata”, Amstelodamum, Jb. XXXIV, 1937, p. 43 —56 vermeldde ik een nog bij v. A. en W. p. 10 geregistreerden steen van omstreeks 1650 „drie vossen”, Barndesteeg 15, onder toevoeging; ~het huis staat er nog, den gevelsteen heeft men er echter nitgebroken”. De heer Alings deed mij de verrassende mededeeling, dat hij den steen teruggevonden en herkend had onder de van voormalige perceelen afkomstige ingemetselde steenen inde St. Luciënsteeg u ), de identiteit wordt gewaarborgd door de afbeelding in het Schetsboek (K 251/15). Deze herkenning geeft eenigszins relief aan wat de Mon. comm., p. 445, blijkbaar uit de verte, over dezen steen had vernomen: „misschien afkomstig vaneen huis aan de Huidenvetterssloot”. Wie bij wijze van spreken weet thans, wie wist in 1928, toen de Mon.comm. haar deel Amsterdam uitgaf, waar en wat de Huidenvetterssloot was ? Deze sloot 12 ), die eens parallel aan de Barnde - steeg en tusschen deze steeg en de Bloedstraal inden O.Z. Achterburgwal uitliep i:i ), is reeds in 1899 gedempt, het terrein, dat zij eens innam, kan men tusschen de perceelen O.Z. Achterbw. 79 en 81 waarnemen 14 ). Hoe dan ook, de door de Mon. comm. gehandhaafde vervlogen naam wees toch wel op de buurt in het algemeen, waaruit de steen afkomstig is, de identificatie van den heer Alings localiseert hem precies. Men zou echter willen vragen, waarom men den kloeken steen, welks voor - -11) Het is de hoogste steen inde tweede verticale rij links van den N.Z. Voorburgwal. 12 ) Benige vriendelijke inlichtingen ontving ik op het Archief van den heer I). Voorthuysen. 13 ) Vgl. Ter Gouw, Amsterdam, Oorsprong. .. . der namen der grachten enz., 2e, dr., 1859, p. 94 (= Amstelodamiana I, 3e dr. 1874, p. 151), d’Ailly, Hist. Gids, 1929, p. 91. 14 ) Ook de Beulingsloot heeft in het laatst der 16e en het begin der 17e eeuw Huidenvetterssloot geheeten, vgl. Ter Gouw, Amstelodamiana, t.a.p., p. 222 vg., d’Ailly, p. 27. 156