Tekstweergave van GA-1940_MB027_02153

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Dec. 1940 AMSTELODAMUM met de beide vergulde ouwelschalen, zijn dus nog in gebruik. Ook het paneel vair Bartholomeus Breenbergh, met zijn talrijke historische en allegorische toespelingen was bij deze gelegenheid inde kerk opgesteld; en eveneens waren enkele belangrijke archiefstukken aanwezig, waaronder het rekeningboek van het Hamburger koor. Het feit, dat de Luthersche kerk wel eens ~de Luthersche brandspuit” genoemd wordt, werd door ds. Kooiman aldus verklaard, dat die kerkelijke gemeente de eerste brandspuit hier ter stede bezat. Het huisje, waarin deze spuit geborgen was, stond op het pleintje voor de kerk. Onze voorzitter, mr. A. Ie Cosquino de Bussy, vertolkte voor het vertrek aller dank. De Handboogstraat overstekende stonden wij daarna, door den zijingang binnen - gaande, al ras in het R. C. Maagdenhuis, doel van ons tweede bezoek. Hier nam de vice-voorzitter van het college van regenten, mr. I. A. M. Bünker, de honneurs waar. Heel het reusachtig gebouw, werk van den stadsbouwmeester A. van der Hart, hebben wij letterlijk van kelder tot zolder bezocht. Inde spreekkamer zagen wij het groot paneel uit 1569, dat vermoedelijk de leden van het H. Sacramentsgilde voor - stelt. Bijzondere opmerkzaamheid trokken ook het „heeren”- en het ~dames”-kantoor, resp. de vertrekken van regenten en regentessen, ter weerszijden van den hoofd - ingang. Inde eerste heeft men nog de oude balie. Beide kamers zijn versierd met een schoorsteen in Louis-XVI stijl. Boven die inde regentenkamer vermeldt een steen in grijs marmer het stichtingsjaar 1787 en de namen der regenten die drie jaar te voren den grondsteen van dit godshuis legden: J. F. van Lilaar, A. J. Cloeting, D. A. Roest en A. J. van Brienen. Deze vier zijn ook vereeuwigd op een regentenstuk van A. de Lelie in het ~heeren”-kantoor. Boven den gedenksteen ziet men een grauwtje van de Wit. Afzonderlijke vermelding verdient in dit kantoor ook het portretje van Hendrickje Copiers, in 1648 door Claes Moyaert geschilderd. Behalve deze vertrekken bezochten wij: de groote naaikamer, waar het verstelgoed behandeld wordt, de huiskapel, de tooneelzaal, de school, waar de theorie-lessen voor het hüishoudonderwijs worden gegeven, de eet-, recreatie- en slaapzalen voor grooten en kleinen, de ziekenkamer, het zaaltje voor heilgymnastiek en de keuken, waar aangename geuren onzen neus prikkelden. De verbouwingen (men denke aan het leelijke betonnen balcon op de binnenplaats) en de herstellingen, alsmede de latere betimmeringen, lijken niet altijd in overeen - stemming met de historische en bouwkunstige beteekenis van het merkwaardig gebouw en tegen menig kleurtje verf zouden ook gerechtvaardigde bedenkingen te maken zijn. Maar wel krijgt men den indruk, dat de kinderen hier een blij tehuis hebben en uitstekende verzorging genieten. Bij het afscheid nemen heeft de heer de Bussy mr. Bünker hartelijk dank gezegd voor de ontvangst en de voorlichting. LATENTE GEVELSTEENEN. Als „latent”, een woord, dat mij althans meer zegt en dat omvattender is dan vergeten, verscholen, verborgen, pleeg ik in mijn stukken gevelsteenen vaneen bonte verscheidenheid te bestempelen: hetzij ter oorspronkelijke plaatse niet op - gemerkte of verduisterde, die aan de beschrijving zijn ontgaan of aan het oog zijn onttrokken, hetzij van hun standplaats verwijderde, die elders een al of niet voeg - zaam onderkomen hebben erlangd. Jazelfs leent zich deze term tot een extensief gebruik in allerlei schakeeringen: om slechts één te noemen, ook voor die gevel - steenen, die enkel uit de literatuur bekend of daarin zelfs afgebeeld, nog voor identificatie met bewaarde exemplaren vatbaar zijn. In dit artikel, en naar ik mij voorneem, in eenige latere, zal ik eenige latente stukken van verschillend karakter opsommen, die voor een vereenigde behandeling in aanmerking komen. 1. Een gevelsteen de vergulde zon bevond zich onafgebroken in het vroegere perceel Zwanenburgwal 56, waar de Anonymus van het Schetsboek hem dan ook 153