Tekstweergave van GA-1940_MB027_02141

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Nov. 1940 AMSTELODAMUM werden vervangen dooreen hoogere bebouwing, zooals bijv. op de Keizersgracht te zien is, bleef dit zoo. Pas door de groote kantoorgebouwen van de laatste halve eeuw is de grens overschreden. De groote kantoorgebouwen ir Boeken noemt hier de Telefooncentrale op de Heerengracht, het gebouw van Gerzon op het Singel, de Amsterdamsche Bank verpletteren door hun groote afmetingen het harmonische stadsbeeld. Bouwwerken van zulk een omvang, die, zoodra te zijner tijd weer een opleving in het zakenleven komt, meer en meer langs de grachten zullen verschijnen, bedreigen het beroemde Amsterdamsche stadsbeeld met ontwrichting en algemeenen ondergang. Bij deze bedreiging hebben de twee afmetingen, de hoogte en de breedte, een af - zonderlijke beteekenis. De volgens de Bouwverordening toegestane hoogte langs de grachten is 21 Meter inden voorgevel en 25 Meter inden achtergevel. Indien de grachtenbebouwing meer in het algemeen tot deze hoogte wordt opgetrokken, dan zal naar ir. Boeken met zekerheid meent te kunnen vóórspellen het stadsbeeld vernield worden. Waarbij dan nog komt dat een zwaardere bebouwing met grooter aantal verdiepingen het verkeer tot zich zal trekken. De straatbreedte, die reeds thans ten minste bij normaal vredesverkeer smal is, zal dan ten eenenmale onvoldoende blijken, zóó onvoldoende dat men genoodzaakt zal zijn het water dicht te gooien. Het gaat hier dus over het optrekken tot de bouwhoogte die volgens de Bouwverordening is toegestaan, waartegen wellicht theoretisch de „welstandsbepaling” der verorde - ning, dat het gebouw op zichzelf in verband met de omgeving voldoen moet aan redelijke eischen van welstand, een afweermiddel kan zijn, maar dit afweermiddel zal inde practijk onvoldoende en onmachtig zijn. Wil het Amsterdam van de twintigste eeuw het stedebouwkundige en architectonische monument, dat het voorgeslacht naliet, inderdaad voor het nageslacht bewaren, dan zal meent ir. Boeken het noodig zijnde bebouwingshoogte langs de grachten te beperken tot een maat, die niet boven het gemiddelde van de bestaande huizen ligt. Wat de breedtemaat der huizen betreft, zoodra de breedte aanzienlijk grooter wordt dan de oorspronkelijke enkele of dubbele perceelen, begint zij, naar ir. Boeken opmerkt, te concurreeren met die van de gracht. Er komt een tweeslachtigheid in het stadsbeeld, die het eigene, het zeer duidelijke, het grootsche in het stadsbeeld schaadt. Ook komt er een tweeslachtigheid inde verhouding van het gebouw tot het huizenblok. De ondergeschiktheid van het gebouw in het blok is eender ken - merkende eigenschappen van de Amsterdamsche bebouwing, althans van de bebou - wing, zooals die aan ons overgeleverd is. In dit verband wijst ir. Boeken op het nieuwe gebouw van de Javasche Bank op de Keizersgracht. Oorspronkelijk was dit als één geheel overeen breedte van 27 Meter ontworpen. Besprekingen met de Commissie voor de Oude Stad leidden er toe, dat het nieuwe gebouw één perceel minder breed werd gemaakt, terwijl het resteerende perceel, dat nog een gaven gevel uit de achttiende eeuw had, als dienstgedeelte bij het hoofdgebouw betrokken werd. Hierdoor werd niet alleen een goed fragment van de oude bebouwing gespaard, maar kwam de nieuwe gevel één huis verder van den hoek van het bouwblok te staan en wat het belangrijkste is werd de breedte van den gevel beperkt en duidelijk ondergeschikt gemaakt aan de grachtbreedte. Hoe een enkel breed gebouw, dat niet eens hooger is dan zijn omgeving, het grachtenbeeld kan verstoren, toont ons het gesticht Brentano, hier schuin tegenover. Uiteen en ander blijkt dus de wenschelijkheid ook de breedte der bouwwerken langs de grachten te beperken. Evenwel zou dit bezwaarlijk inde Bouwverordening te regelen zijn, want eén bepaling, dat een eigenaar vaneen groot complex terreinen niet breeder mag bouwen dan een bepaalde maat, zou leiden tot een ónmogelijk bouwverbod of tot een al te kunstmatige schijnverdeeling. Intusschen zullen, indien de hoogte inden zin als boven is omschreven wordt beperkt, de grachten 141