Tekstweergave van GA-1940_MB027_02120
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Oct.
1940
den
onlangs
verschenen
„Verzamelbundel”,
waarin
de
mooiste
en
belangrijkst
geachte
liederen
uit
de
beide
bundels
zijn
opgenomen,
begint
het
mij
hoe
langer
hoe
meer
te
hinderen,
dat
de
dichter
onbekend
is;
hoe
langer
hoe
meer
te
spijten,
dat
ik
indertijd
niet
gepoogd
heb
er
achter
te
komen,
wie
hij
was.
En
al
weet
ik
zeer
goed,
dat
dit
niet
een
vraagstuk
is,
ook
maar
bij
benadering
belangrijk
als
de
vraag,
wie
de
dichter
van
het
Wilhelmuslied
is
geweest,
toch
komt
het
mij
voor,
dat
de
zooveel
onbelangrijker
kwestie,
die
mij
nog
steeds
bezig
houdt,
niet
geheel
alleen
voor
dengene,
die
bij
de
woorden
van
den
onbekende
de
muziek
maakte,
beteekenis
heeft.
Het
versje
herinnert
aan
een
namaak-oud-Hollandsch
grachtje
op
een
Amster
-
damsche
tentoonstelling,
is
afgedrukt
ineen
te
Amsterdam
verschenen
krantje
en
is
vermoedelijk
gemaakt
dooreen
Amsterdammer,
die
het
tentoonstellings
-
bestuur,
waarin
hij
misschien
zitting
had,
aan
wat
copij
heeft
willen
helpen.
Daarom
waag
ik
het,
in
Amstelodamum
de
vraag
te
stellen,
of
iemand
mij
misschien
op
het
spoor
van
den
dichter
kan
brengen,
die,
naar
ik
vrees,
thans
niet
meer
inleven
is,
en
die
tijdens
zijn
leven
er
niet
voor
uit
zal
hebben
willen
komen,
dat
het
versje,
met
eenige
stoutigheidjes
er
in,
hem
ineen
onbewaakt
oogenblik
uit
de
pen
is
gevloeid.
A.
Doosjes.
Nog
eens
:
De
Bibliotheek
over
Am
-
sterdam
ten
Gemeente-archieve.—
In
het
laatste
verschenen
November-num
-
mer
van
„Amstelodamum
”
schreef
ik
een
artikeltje
over
deze
bibliotheek.
Hier
-
in
werd
na
een
overzicht
van
haar
ontstaan
en
ontwikkeling,
gevolgd
door
een
opsomming
van
al
hetgeen
daar
wordt
verzameld
—•
een
beroep
gedaan
op
de
belangstelling
en
welwillendheid
der
leden,
om
de
onder
hun
bereik
vallen
-
de
„Amstelodamiana
”
zoo
mogelijk
af
te
staan
aan
genoemde
instelling.
Aan
dezen
oproep
hebben,
behalve
een
uitgeverij
en
een
vereenigingssecretaris,
zestien
personen
gevolg
gegeven.
Hieronder
vallen
elf
niet-leden,
wat
zeker
te
danken
is
aan
het
feit,
dat
verschei
-
dene
couranten
het
artikel
ten
deele
overnamen
en
..
.
vijf
leden
van
het
Genootschap,
onder
wie
drie,
die
sedert
jareii
tot
de
trouwe
schenkers
behooren.
Het
zij
mij
vergund,
de
beoordeeling
van
dit
resultaat
over
te
laten
aan
mijn
1300
d
1400
in
gebreke
gebleven
mede
-
leden,
inde
hoop,
dat
zij
onder
den
indruk
hiervan,
zich
zullen
haasten,
de
bibliotheek
alsnog
te
verrijken
met
de
zoozeer
gewenschte
„Amstelodamiana.’’
’
x
)
S.
Duparc.
Amsterdam,
31
Augustus
1940.
1
)
Pro
memoria
hiervan
de
nadere
precisee
-
ring:
elk
schriftelijk
of
gedrukt
stuk
uit
heden
en
verleden,
met
name
pamfletten,
brochu-
res,
tijdschriftartikelen,
adreskaarten,
cir
-
culaires,
reclame-biljetten,
prijscouranten
van
handels-
en
industrieele
ondernemingen,
publicaties
en
verslagen
van
instellingen
en
vereenigingen
op
elk
gebied,
programma’s
van
concert-
en
tooneeluitvoeringen,
con
-
vocatie-,
politieke
en
andere
strooibiljetten,
kortom
alles,
wat
betrekking
heeft
op
Amsterdam
en
haar
tegenwoordige
en
vroe
-
gere
bewoners.
*
*
.
*
Gaarne
hebben
wij
aan
bovenstaande
bijdrage
van
Mej.
Duparc
plaatsing
in
ons
maandblad
verleend.
Wij
hopen
van
harte
dat
haar
herhaalde
oproep
het
gewenschte
gevolg
moge
hebben.
Tevens
nemen
wij
deze
gelegenheid
te
baat
om
mee
te
deelen,
dat
Mej.
Duparc
op
1
September
j.l.
is
afgetreden
als
bibliothecaresse
van
de
Historische
Bibliotheek
ten
Gemeente-archieve,
en
als
zoodanig
tot
dusver
belast
met
de
ordening,
aanvulling
en
aankoopen
voor
die
bibliotheek.
Door
die
werk
-
zaamheid
kwam
zij
als
vanzelf
in
aan
-
raking
met
den
arbeid
van
ons
Genoot
-
schap,
waarvan
zij
altijd
een
ijverig
lid
is
geweest,
getuige
o.m.
de
Kroniek
van
Amsterdam,
welke
zij
geregeld
voor
ons
jaarboek
bijhield.
Mej.
Du
-
parc,
die
sinds
1914
dus
in
totaal
26
jaar—-aan
het
Gemeente-archief
ver
-
bonden
was,
bekleedde
daar
den
rang
van
commies.
Nog
vele
en
gelukkige
levensjaren
mogen
wij
haar
toewen
-
schen!
120