Tekstweergave van GA-1940_MB027_02114

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Oct. 1940 loculamentum avium fictile 3 ), het Wb. geeft van spreeuwpot t.a.p. deze definitie: „tegen een muur bevestigde pot met gat inden bodem als nestgelegenheid voor vogels”, dus juist zooals wij het op den gevelsteen zien. Een spreeuwpot was dus wat men tegenwoordig een nestkastje 4 ) noemt, tegen een muur geplaatst om spreeuwen of andere vogels gelegenheid te bieden te nestelen, of om ze te vangen, doch dan in goeden zin, al zou men het tegendeel afleiden uiteen plaats bij Cats, in zijn gedicht Galathea ofte Harders Minne-klachte (ed. van Vloten I, p. 585, kol. I) 5 ): Met een netjen, met een strick, met een uyltjen op een kriek 6 ), met een boge, met een buys, met den spreeupot aen het huys, met den slagh, of vogel-lijm, op den misthoop, inden rijm 7 ), met een weynigh kruyt en loot, vanght men vogels kleyn en groot. ~ Vogelnesten van allerlei soort kwamen onder de uithangteekens voor en worden nog gevonden”, zeggen Van Lennep en Ter Gouw II (1869), p. 360. Zij geven namen als ’t Ojevaarsnest, ’t Kraaiennest, ’t Zwaluwennest, 'l Kievitsnest, ’t Hanenest, de beide laatste met een vage bewijsplaats uit de provincie. Maar ook zij hebben den Spreeuwpot op het Rokin te Amsterdam niet meer gekend, evenmin als den naam alleen. Blijkens een mededeeling in het Alg. Handelsblad van Vrijdag 6 Sept. 1940, Avbl. 3e bh, klaarblijkelijk uit de grondpapieren van het huis getrokken, droeg in het begin der 17e eeuw het huis gelegen „op de suijderhoek van de Spaerpotsteegh op ’t Rockin” den huisnaam „het Hoff van Aernem”, later hing er uit „de Parnassus - berg”, eerst in 1684 kwam het huis in het bezit van Eliseus Arnold; en hij is de man, die den gevelsteen met den spreeuwpot liet aanbrengen, immers in 1727 verkoopen zijn erven het huis „daar de spreeuwpot inden gevel staat”. Opmerking verdient, dat noch deze naam, noch de beide andere, die het huis voordien droeg, onder de Amsterdamsche huisnamen, geregistreerd door Coorengel, Amstelodamum, Jaarb. 111, 1905, p. 125 vgg. voorkomen. Geheel onbekend was de benaming „spreeuwpot” echter niet inde Amsterdamsche nomenclatuur. Ter Gouw heeft in zijn Amsterdam, Oorsprong en afleiding van de namen der grachten enz., 2e stuk, 1865, p. 145 vg„ herhaald in zijn Amstelodamiana I , 3e dr„ 1874, p. 228 vg.), uit zijn acten meegedeeld, dat de Spaarpotsteeg inde Kalverstraat 8 ), in het midden der 16e eeuw Jacob van Olenssteegje heette hij rectificeert dit in zijn Gesch. v. Amsterdam, V, 1886, p. 115 „naar Jakob van Keulen, maarde Spaarpot prijkte reeds op den hoek, om weldra de steeg eenen nieuwen naam te geven” —, daarna Hoerensteeg, in het midden der 17e eeuw Spreeupots teeg, „inde 18e eeuw worstelden weer Spreeupot en Spaarpot om den voorrang, totdat eindelijk de laatste naam. ... de overhand behield.” Mej. A. Marg. van Gelder, Amst. Straatnamen, 1913, p. 133, die deels Ter Gouw, deels een andere 3 ) Synonyma lat.-teutonica ed. E. Spanoghe, Antw. 1892, 11, p. 205 (uittreksel uit Kiliaen). Inden Amsterdamschendruk van 1605 p. 516 luidt de Latijnsche interpretatie: loculamentum fictile avicularum. Aan een bepaalden vogel wordt dus niet gedacht. 4 ) lets anders is het „spreeuwenkastje”, ook door het Wb. vermeld (uit 2e helft der 19e eeuw), men lokte daar vogels mee ter bestrijding van de rupsenplaag. 5 ) Hierheen voert het beknopte citaat van het Wb.: I, 4316 (nl. de folio-ed. van 1726). 6 ) = kruk. 7 ) = rijp - -8) De toevoeging, omdat er nog een gelijknamige steeg op den Singel is (sinds 1909 ter onder - scheiding Nieuwe Sp. genoemd) tegenover de Bergstraat. Vroeger was er nog een derde van dezen naam, vgl. Ter Gouw, Amsterdam, 2e stuk p. 100, Amstelodamiana, 3e dr., p. 229, of hij daarmee de Gapersteeg bedoelde (zie ben.) dan wel de Spaarpotsteeg bij de St. Pietersteeg (voormalige zgn. Duvelshoek, Reguliersbreestraat), vermeld bij Breen, Alph. Lijst der Gangen, Amstelod. Jaarb. IV, 1906, p. 182, is niet uitte maken. 114