Tekstweergave van GA-1940_MB027_02106

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Sept. 1940 den duur niet kon handhaven, zijnde importzaken allengs in belangrijkheid toegenomen, mede gesteund dooreen aantal cultuurmaatschappijen, opgericht op initiatief van de firma en hare relaties. De heer G. H. Crone, sinds 1911 beheerend vennoot inde firma, is, naar men weet, sedert 1932 voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier. Wegens de tijdsomstandigheden is het jubileum verder in stilte gevierd. Serieboüw. In De Tel. van Zaterdag 18 Mei jl. las men ineen artikel „Serie - bouw”, dat, wat de 7 planeten betreft, deze in Amsterdam niet worden aange - troffen ineen serie gevels (als gevelsteen e.d.), en dat er slechts een viertal te ontdekken zou zijn geweest in medaillons met borstbeelden aan 18e - eeuwsche huizen aan de Heerengracht 181—189, welke thans verdrongen zijn door de Associatie-Cassa. Ons medelid, de heer H. W. Alings, maakt er ons opmerkzaam op, dat deze (4 van de 7) huizen met de medaillons nog bestaan, nl. aan de Nieuwe Heeren - gracht Nos. 181/185 en 189. Jacob Frederik Muller alias jaco. Ons medelid, de heer K. H. Broekhoff, waarnemend hoofdcommissaris van po - litic te dezer stede, heeft in het Mei - nummer van het Maandblad Historia, een uitvoerig en lezenswaardig artikel gewijd aan den beruchten Amsterdam - schen misdadiger der 18e eeuw, Jaco, wiens naam en faam nog vele jaren (tot 1885, toen het huis werd afgebroken) heeft voortgeleefd in het z.g. Fort van Sjaco op de Elandsgracht. x ). Ook worden nu nog altijd verschillende zijner werktuigen, waartoe het bekende in - schuif laddert je behoort, bewaard in het Amsterdamsch Historisch Museum in het Waaggebouw. Aanleiding tot het schrijven van het artikel vormde het toevalligerwijs vinden vaneen boekje kort na 1718, het jaar waarin Jaco geëxecuteerd werd ver - x) Joh. Braakensiek heeft indertijd een teeke - ning van het interieur gemaakt, welke voor - komt in het werk van Justus van Maurik: „Toen ik nog jong was”. Red. schenen bij Johannes de Ruyter, boek - verkooper te Amsterdam en dat een getrouw relaas van de schelmerijen van Jaco aan de hand van de processtukken geeft. Ook is er een gegraveerd portret van Jaco in opgenomen, dat gelijkenis vertoont met de crayonteekening, welke van den boef gemaakt is en dat bewaard wordt in het Oud-Archief hier ter stede. De crayon-teekening stelt Jaco voor met de linkerhand door wat hijzelf spottend noemde ~zijn bef”, een soort houten handboei, ten doel hebbend hem het ontvluchten, waarin hij een meester was, te verhinderen. Commissaris Broekhoff herinnert er nog eens aan, dat Jaco’s schelmenstreken zeer tot de verbeelding van zijn tijd - genooten hebben gesproken, getuige ook dit boekje, dat ten minste vijfmaal gedrukt is. En ons geslacht geniet nog altijd van detectiveromans. De schrijver plaatst hiertegenover het oor - deel van den Directeur van het „Federal Bureau of Investigation” te Washington, John Edgar Hoover, over den beroeps - misdadiger. Het door dezen geschetst beeld luidt; „Overwegend egocentrisch en daardoor volkomen onmaatschappelijk; te lui of om andere redenen niet capabel zich op normale wijze, dat is door arbeid, een levensbestaan te verwerven van de soort, waarop hij meent recht te hebben, ziet hij er niet tegen op zich door list of geweld meester te maken van hetgeen anderen wel door arbeid hebben ver - kregen; er is inden beroepsmisdadiger niets heldhaftigs”. Een ieder, die uit hoofde van zijn functie met misdadigers te maken heeft, zal dit, naar de heer Broekhoff hierbij aanteekent, volkomen met Hoover eens zijn. Zoo is er inde figuur van Jaco niets van den held. De slachtoffers van zijn inbraken werden als beesten behandeld Ten slotte de vraag of Jaco werkelijk in het zoogenaamde Fort van Sjaco (op de Elandsgracht, de nummers 71, 73, 75 en 77) verblijf gehouden heeft. De heer Broekhoff staat daar sceptisch tegenover. Elke positieve aanwijzing daartoe ontbreekt. Zeer waarschijnlijk heeft Jaco tot 1714 het jaar van zijn 106