Tekstweergave van GA-1939_MB026_15055

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Mrt. 1939 AMSTELODAMUM Tot het omgeslagen, Zijn graf in zee vindt. Langs luchtruim en water, Houdt je ijver steeds stand, Is heel de wereld je thuis en je land. Aha, vaar matroosje. Veel fraaie muzikale scènes bevat deze operette, zooals ook de liefdesverklaring van den markies aan Germaine: Ik mocht reeds tweemaal U op aarde ontmoeten, hetgeen eindigt met de volzinnen door Louis Westerhoven zoo meesterlijk gezongen: Zoo ben ik evenmin markies, als gij mijn dienstmaagd zijt, Germaine! Daarna het lied van den baljuw: ~Ik dorst haast niet als baljuw te fungeeren, Ik hield mij schuil, de schrik zat mij in het bloed, Ik had mij geschaamd, als dames of als heeren Op hunnen weg mij dus hadden ontmoet; De echo, die riep keer op keer, Terwijl er steenen op mijn corpus vielen: Die kale en ongepruikte heer Dat is een man van Corneville. Dan het lied van Gaspard als hij als een waanzinnige in het goud wroet en weet dat hij ontdekt is; Niets klinkt zoo zoet Als dit geluid. Wat heldre gloed gaat van goud uit.” De koren waren steeds goed verzorgd, zooals in II op de markt van knechten, dienstmeisjes en koetsiers met de aardige melodie van de dienstmeisjes: Zie maar eens hier, zie maar eens daar, Lijkt U meester dezen waar, terwijl zij hunne mooie voetjes vertoonen. Zoowel de muziek, als de tekst in 111, Serpolette inden mond gelegd inde cou - pletten, waarin zij een ode aan den appelwijn van Normandië moet brengen, zijn beiden, plat en hooren eigenlijk in deze operette niet thuis. Het kasteel van Corneville heb ik bij mijn bezoek aan Normandië eens bezichtigd en op mijn verzoek werden de klokken nog eens geluid: Digue sonne, digue, digue, digue don, joyeux carillon! J. P. Nord Thomson. VOORLICHTING INZAKE DE GESCHIEDENIS van Amsterdam. Het is een alleszins verblijdend verschijnsel, dat inde laatste tientallen jaren meer dan vroeger er naar gestreefd wordt, om de ingezetenen van Amsterdam vooral een betere kennis bij te brengen omtrent de geschiedenis van hun stad in heden en verleden. Ik wil hier vooreerst wijzen op den prijzenswaardigen arbeid in dit opzicht reeds gedurende bijna veertig jaren ver - richt door het Genootschap Amstelo - damurn. Vooral door zijn geschiedkundige uitgaven, met name het Maandblad en het Jaarboek, verdient het streven van dit Genootschap en zijn volijverig Bestuur terecht aller waardeering en mede - werking. Ook door wat dit Genootschap in ander opzicht verricht voor de ge - schiedenis van Amsterdam in vroeger tijd en in onze dagen. Wij wijzen vervolgens ook op het verheugende feit, dat op onze scholen, zoowel openbare als bijzondere, meer dan vroeger aan - dacht wordt gewijd aan de geschiedenis van onze mooie stad, zoodat de jeugd van heden inde toekomst geen vreemde - ling meer behoeft te zijn in haar Amster- 55