Tekstweergave van GA-1939_MB026_15046
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Febr.
1939
Nieuwe
genootschapsuitgaven
kwamen
in
het
afgeloopen
jaar
niet
van
de
pers.
Het
bestuur
wil
zuinig
zijn,
mede
met
het
oog
op
de
Jubileum-uitgave
voor
1940,
wanneer
Amstelodamum
40
jaar
zal
hebben
bestaan.
Zij
zal
verschijnen
in
plaats
van
het
gewone
jaarboek,
daar
het
anders
niet
mogelijk
zou
zijn
haar
aan
elk
der
leden
zonder
berekening
van
kosten
te
doen
toekomen.
De
lessen
over
de
bouwkunst
van
Amsterdam
en
de
daarbij
behoorende
plaatjes
-
\
ellen
en
kaartjes,
verzorgd
door
de
Commissie
van
het
Jeugdwerk,
zijn
ook
in
het
schooljaar
1937/
38
zeer
bevredigend
verkocht.
Voor
den
nieuwen
cursus
is
een
begin
gemaakt
met
een
reeks
over
architectuur
van
de
19e
en
20ste
eeuw
tot
op
onzen
tijd.
Het
stemt
tot
voldoening,
te
mogen
vaststellen,
dat
in
ruimen
kring
het
stieven
der
commissie
de
aandacht
trekt.
Zoo
verzocht
het
bestuur
van
den
B.N.A.
een
onderhoud
met
de
commissie,
om
te
overleggen
in
hoeverre
ook
in
andere
steden
of
streken
van
ons
land
dergelijk
opvoedend
werk
kon
worden
aangevat.
Het
verslag
vermeldt
verder
de
beide
excursies:
het
bezoek
aan
de
nieuwe
sluis
-
werken
te
Vreeswijk,
Wijk
bij
Duurstede
en
Ravenswaay,
die
de
hoofdmomenten
vormen
inden
verbeterden
verbindingsweg
van
Amsterdam
naar
den
Rijn,
en
het
bezoek
aan
het
Burgerweeshuis.
Zooals
is
gebleken,
zal
dit
jaar
hier
ter
stede,
ter
gelegenheid
van
het
eeuwfeest
van
de
Nederlandsche
Spoorwegen,
een
Spoorwegtentoonstelling
van
beperkten
omvang
worden
gehouden
en
wel
op
het
terrein
van
het
voormalig
Paleis
voor
Volksvlijt.
Het
strekt
het
bestuur
tot
voldoening,
dat
Amstelodamum’s
aanstichting
hiertoe,
zij
het
zonder
openlijke
erkenning,
gevolgen
mocht
hebben.
Met
ingenomenheid
wordt
melding
gemaakt
van
de
bereidverklaring
van
het
Gemeentebestuur
om,
overeenkomstig
ons
verzoek,
de
bruggen
van
naambordjes
te
\oorzien,
alsmede
van
het
succes,
dat
de
heer
A.
E.
d’Ailly,
als
opvolger
van
den
heer
C.
Visser,
had
met
zijn
pogingen,
namens
ons,
om
de
huiseigenaars
te
bewegen
inde
oude
stad
de
oorspronkelijke
namen
weer
op
hun
perceelen
te
laten
aanbrengen.
De
actie
tot
afwending
van
het
gevaar,
dat
dreigde
wanneer
een
hoog
flatgebouw
tegenover
het
Rijksmuseum
werd
opgetrokken,
aan
welke
actie
ook
ons
Genootschap
deelnam,
werd
met
goeden
uitslag
bekroond.
Onzerzijds
werden
geen
bezwaren
geopperd
tegen
de
overbrugging
van
het
Vondelpark
bij
de
Van
Baerlestraat.
Het
bestuur
was
van
oordeel,
dat
hier
een
verkeersvraagstuk
zonder
onherstelbare
schade
zou
worden
vereenvoudigd
en
de
wrijvingen,
waarmee
de
oplossing
verkregen
werd,
geacht
moesten
worden
buiten
den
kring
onzer
be
-
moeiingen
te
liggen.
De
versmalling
van
het
water
aan
den
Binnen-Amstel
tusschen
Muntplein
en
Blauwbrug
en
de
verbanning
van
de
scheepvaart
uit
die
contreien
begrepen
wij
te
moeten
beschouwen
als
een
uitvloeisel
van
het
vroeger
door
den
Raad
aanvaarde
beginsel,
waaraan
niets
meer
te
veranderen
viel.
Daarentegen
heeft
het
bestuur
zijn
stem
verheven
tegen
de
verbreeding
van
de
Halvemaansteeg,
door
afbraak
o.a.
van
het
waardevol
hoekperceel.
Het
gevaar
is
gelukkig
afgewend.
De
overheid
zal
de
verruiming
voor
het
verkeer
eerder
zoeken
in
verbreeding
van
de
Bakkerstraat,
zoo
is
gebleken.
Wat
aangaat
de
kwestie
van
het
z.g.
Midden-Damterrein
stelt
het
bestuur
zich
op
het
standpunt,
dat
bebouwing
op
zichzelf
daarterplaatse
niet
verwerpelijk
behoeft
te
zijn,
doch
dat
hooge
eischen
van
karakter
en
waardigheid
mogen
worden
gesteld
aan
het
gebouw,
dat
tegenover
het
paleis
aan
het
oude
plein
zijn
gesloten
karakter
zal
moeten
hergeven.
Mij
ondernamen
een
vergeefsche
poging
om
het
bekende
zeven-tal
pakhuizen
aan
de
Prinsengracht
in
ongerepte
reeks
van
den
ondergang
te
redden,
maar
moesten
de
juistheid
van
het
betoog
erkennen,
dat
pakhuisruimte
inde
binnenstad
moeilijk
valt
te
exploiteeren
en
dat
dus
de
kosten
van
de
ingrijpende
restauratie,
die
aan
deze
perceelen
noodig
was,
nooit
rendabel
kunnen
worden
gemaakt.
Gelukkiger
waren
wij,
toen
het
ons
mogelijk
bleek,
samen
met
de
besturen
van
Hendrick
de
Keyser
en
het
Koninklijk
Oudheidkundig
Genootschap,
de
eigenares
van
het
huis
Heerengracht
507
vroeger
het
z.g.
huis
van
Boreel
tot
restauratie
46