Tekstweergave van GA-1939_MB026_15031

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Febr. 1939 AMSTELODAMUM gesloten bij zijn signaal. Hij weet Ruysch’ cabinet binnen te dringen. Rachel ligt geknield voor een gordijn, dat ze wegtrekt als ze hem ziet. Sarah zit ineen leunstoel, alsof zij leeft, dank zij de kunst van Ruysch. Castelneau is wanhopig, Ruysch over - stelpt hem met verwijten. Op dit tragische oogenblik komt Ruyter in groot tenue binnen, verrukt over den goeden afloop van zijn tocht naar Chattam. Deze vreugde verandert ineen uitbarsting van toorn als hij het gebeurde verneemt, maar die toorn maakt spoedig plaats voor medelijden, wanneer hij het ongelukkige drietal voor zich geknield ziet. In deze verteedering openbaart hij de romantische omstandig - heden van Sarah’s geboorte aan den vooravond van den slag bij Dover. Voor de vijandelijkheden geopend waren, riep Blake door zijn scheepsroeper om een dokter voor een vrouw. Ruyter begeeft zich met zijn chirurgijn onbevreesd aan boord van de Royal Charles, hetzelfde schip, dat hij nu in triomf meegevoerd heeft. Er bevindt zich daar een dame van aanzienlijke Engelsche familie, Mina Stafford, wier man gestorven is evenals de chirurgijn van Blake’s schip. Na de geboorte van haar doch - tertje vraagt ze stervend het als Hollandsche en in het Katholieke geloof op te voeden. En wie blijkt nu de vader van het kind? Niemand anders dan Ruysch. En wie stelt het portret door Vander Helst voor? Mina Stafford. Is het te ver - wonderen, dat de aandoening Ruysch te machtig wordt, dat hij het bewustzijn verliest en begint te ijlen? Hij brengt een vreesehjken nacht door, teeder verzorgd door Ruyter, car chez les hommes, qui bravent journellement la mort il y aune espèce de compassion d’enfant pour ceux, qui leur semblent souffrir moins intré - pidement qu’eux-mêmes. Castelneau echter is met Stok, die de schokkende scène ook bijgewoond heeft en in dit verhaal eigenlijk alomtegenwoordig is, in stilte verdwenen. Zes jaar later wordt inden vroegen morgen bij den Franschen schilder Lebrun een dame uit Amsterdam aangediend. Het is Rachel Ruysch, die hem een van haar bloemstukken toont. In die zes jaren is het Ruysch niet voor den wind gegaan. De verkoop van zijn cabinet, de oorlog en zijn ziekte hebben hem verarmd. Rachel tracht nu in Parijs schilderijen te verkoopen. Lebrun geeft haar het adres van iemand, die een voorliefde voor bloemstukken heeft en deze blijkt een oude bekende, George de Castelneau. Quantum mutatus ab illo! Eenzaam en teruggetrokken, lichamelijk een wrak, woont hij in het hotel van zijn oom d’Estrées, met wien hij zich verzoend heeft. Zijn kamer is als rouwkamer ingericht, hijzelf en zijn bedienden zijn m zwaren rouw gekleed. , Tranen komen Rachel inde oogen en voyant eet homme amsi enseveh dans sa douleur, porter le linceul de son remords. Intusschen is het avond geworden, de graaf noodigt Rachel uit zijn souper met hem te deelen en vraagt daarna den steun van haar arm om de treden naar zijn ledikant te bestijgen. Nu is het haar beurt te wankelen, want daar aanschouwt ze het meester - werk van Ruysch, Sarah. Nog dienzelfden avond erbarmt de dood zich over George de Castelneau. Het meesterwerk van Ruysch wordt niet met hem begraven, zooals hij gewenscht had, maar komt in het cabinet van den dokter, die hem in zijn laatste oogenblikken bijgestaan had, waar Bodewijk XIV zelf het komt bewonderen. Rachel keert terug naar Holland. Ruysch’ laatste levensjaren zijn niet gelukkig. Zijn gebrekkigheid neemt toe en op zijn negentigste jaar heeft hij bovendien het ongeluk een dijbeen te breken op zijn tocht naar het Theatrum Anatomicum. Sedert dragen zijn leerlingen hem lederen morgen naar de school. Gelukkig was de laatste periode van Ruysch’ leven niet zoo somber als de schrijver het voorstelt. Tot op hoogen leeftijd behield hij zijn werkkracht. In zijn ontleed-, genees- en heelkundige aanteekeningen zegt hij: Nooyt komt mij de morgenstondt te schielijk aan en altijd wordt het vroeger nacht als ik wel wenschte; aldus wordt ik door mijne dagelijksche bezigheden inde praktijk en ontleedkunde overrompelt. Wel brak hij op 90-jarigen leeftijd dooreen val een dijbeen, zoodat hij daarna moeilijk 31