Tekstweergave van GA-1939_MB026_15029

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Pebr. 1939 AMSTELODAMUM ware gestempeld heeft. Als Hollandsche prinsjes uit den tijd van Lodewijk XIV zouden ze er uitzien, droegen ze niet dat vervloekte nummer. De meisjes met hun witte mutsjes zijn vaneen bekoorlijken eenvoud. Hij ontmoette er een, die even goede Latijnsche verzen maakte als Janus Secundus. Groote bewondering voor de ontwikkeling der Hollandsche meisjes toont hij ook inden roman: a vingt ans une fille hollandaise est souvent un composé de Scaliger le poète et de Van-Huysum le peintre, non contentes de peindre des fleurs, beaucoup écrivent des vers dans la langue d’Heinsius. Maar onze vondelingetjes trekken weinig profijt van die ont - wikkeling, de meeste worden dienstmeisjes, wat in Holland wel het vreeselijkste van alles is, car ce sont les femmes, qui remplacent les hommes pour le gros ouvrage. Soms ziet men ze twee aan twee naar den Amstel wandelen om op den Pont des Amoureux de pleizierjachten te bewonderen. Was de Hooge Sluis, want deze is hier bedoeld, inderdaad zoo bij verliefden intrek of heeft Ter Gouw gelijk en dankt onze brave brug haar Franschen naam meer prozaïsch aan de samoreux, de Rijnaken ? x ) Het aantal hofjes wedijvert met het aantal kerken. Amsterdam est la ville des bouleversements politiques et des églises. Waren de Protestantsche kerken kaal, de Katholieke treffen door hun onuitsprekelijke armoede. In oorsprong gewone huizen, waar heimelijk de mis gelezen werd, dragen ze nog de namen van die huizen, Posthoorn, Papegaai, Ooyevaar. In ’t bijzonder wekt hij op tot een bezoek aan het Hert op den Fluweelen Burgwal, den naam Onze Lieve Heer op Zolder schijnt hij niet te kennen. Nog armer dan de Katholieke zijnde Russische en Grieksche kerken, de Armenische bezit tenminste nog een wit marmeren Agnus Dei, in 1749 dooreen Armeniër geschonken. Welk een verschil tusschen de Joden te Amsterdam en die in andere landen, in Italië b.v., zoo vaderlandsloos, zoo armoedig, zoo veracht! De Hollandsche Jood daarentegen is rijk door zijn handel, hij voelt zich thuis inde stad. C’est que dans Amsterdam un juif n’est pas moins qu’un catholique, que cette ville est morte a toute idee belliqueuse de ligue et de foi. Een bijeenkomst van parnassims doet denken aan een vergadering van burgemeesters. Zelden wordt een Amsterdamsche Jessica ontvoerd uit de Muiderstraat. De roman zelf is een wonderlijk mengsel van historische personen en onhistorische gebeurtenissen, van romantische motieven en lugubere scènes. Het verhaal vangt aan op den 18en Maart 1667 met de aankomst au quai de I’Encaquerie, de Haring - pakkerij dus, vaneen „beurtschipper”, un de ces batimens a deux mats que les Hollandais emploient sur le Zuyderzée en waarmee de schrijver blijkbaar een beurt - schip bedoelt, al droegen die eigenlijk slechts één mast. Het telt onder zijn passagiers niemand minder dan Ruyter, zooals de schrijver hem noemt, zoo bezig met verre - kijker en kaart, dat er voor den schipper, die een grapje tegen hem maakt, geen aandacht kan overschieten. Hij heeft een 16-jarig meisje bij zich, zijn pleegdochter Sarah, die hem steeds op zijn tochten vergezeld heeft en nu voor ’t eerst in Amsterdam komt. Arm in arm wandelen zij door de drukke straten, onderwijl den kruier goed in ’t oog houdend, want Bestevaer schijnt op dit gebied slechte ervaringen opgedaan te hebben. Malgré les bonnes lois de nos bourgmestres on court souvent le risque, en ce pays-ci, de ne jamais revoir les kruyer a qui I’on a confié ses coffres. Het doel van hun tocht is de woning van doctor Ruysch op den Kloveniersburgwal, bijna tegenover het Theatrum Anatomicum op de Nieuwmarkt, welke woning uitvoerig beschreven wordt, waarbij de schrijver het spionnetje niet vergeet, evenmin als de spons, den bezem en de glazenspuit, die de dienstbode nog inde hand houdt, als ze de deur opent. Een hartelijke begroeting volgt, waarbij Ruysch den zeeheld zelfs als jeugdvriend, die hem op school beschermde, betitelt. Dat zij liefst 31 jaar scheelden en de een zijn jeugd in Vlissingen doorbracht, de ander in Den Haag, is geen bezwaar. 1 ) J. ter Gouw, Amsterdam, 2e dr., blz. 83. 29