Tekstweergave van GA-1939_MB026_15028

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Febr. 1939 tappers inde stad rondgaan om de aanwezige voorraden te peilen in verband met den verschuldigden impost. Hiermede waren slechts enkele dagen gemoeid, terwijl het zeer behoorlijk werd gehonoreerd, want toen in 1712 burgemeesteren bepaalden, dat de pachters van ’s lands impost op de wijnen voortaan jaarlijks een vast bedrag aan de roeiers voor hun diensten moesten betalen, werd dit vastgesteld op / 1400 voor de wijnen en / 700 voor de brandewijnen, d.i. dus ƒ 350 voor ieder. In het Kon. Huisarchief inden Haag is een origineel stuk met een lijst, dateerend van 1749, van alle ambten die door burgemeesteren van Amsterdam begeven werden, met de beëedigde inkomens. Het inkomen vaneen wijnroeier werd toen getaxeerd op / 1240, hetgeen ongeveer overeenkwam met de jaarwedde van den conrector der Latijnsche school. Uit dit alles concludeert Mr. 0., dat Hobbema als wijnroeier een behoorlijk betaald baantje had, en dat hij behalve over de Zondagen, nog over veel vrijen tijd moet hebben beschikt. Dit wordt ook duidelijk, want uit zijn werk valt op te maken dat hij te Haarlem, Deventer, Middelharnis, en in het oosten des lands verblijf heeft gehouden, en dat hij dus veel gereisd heeft. De meening van Broulhiet dat hij tot zijn dood heeft geschilderd, mag dus volstrekt niet verworpen worden op grond van zijn drukke ambtelijke bezigheden. FREDERIK RUYSCH ALS ROMANHELD. Minder bekend dan de anatomische werkzaamheid van Ruysch is stellig zijn optreden als romanheld. In 1887 verscheen te Parijs een merkwaardige roman, waarvan de korte titel Ruysch nader toegelicht werd door de woorden: Histoire hollandaise du XlXe siècle, précédé d’une excursion en Hollande. Het ligt voor de hand, dat er bedoeld is XVHe siècle. Tevoren waren zoowel de Excursion en Hollande als de roman inde Revue de Paris verschenen, de eerste in Juni 1835, de laatste in Juli 1836. Het boek schijnt eenigen opgang gemaakt te hebben, althans in 1839 verscheen een 2e druk, weer met de foutieve eeuwaanduiding op den titel. De schrijver, Roger de Beauvoir, of liever Eugène Aug. Roger de Bully, zooals hij eigenlijk heette, eender mindere góden van de romantiek, had in 1835 met een collega, Alphonse de Boyer, een reis door België en Nederland ondernomen, welke aan 2 romans locale kleur verschafte: L’auberge des Trois Pins, dat in Antwerpen speelt, en onze Ruysch, natuurlijk in Amsterdam. Een opdracht aan Willem I, au premier bourgeois de la Hollande, een opdracht, waaruit groote sympathie voor Holland spreekt, leidt het werk in. Die sympathie toont hij ook inde beschrijving van zijn reis en hij laat niet na af en toe een minder vriendelijke opmerking aan het adres van België te richten, al komt aan het slot een klein aapje uit den mouw kijken: II resterait un beau livre a faire sur ce peuple, qui du moins ne nous vole pas nos industries comme la Belgique. Van zijn Neder - landsche ervaringen interesseeren ons hier natuurlijk in hoofdzaak zijn Amster - damsche belevenissen. Aan de vele refugiés wijt hij het, dat Amsterdam, na het fleurige leven inde 17e eeuw, somber en preutsch geworden is. Wanneer hij de stad betreedt, is het juist de Stille Week. Voor de Nieuwe Kerk bevindt zich een file van rijtuigen en sleedjes. Vinckenbrinck’s preekstoel, glanzend in kaarslicht, bewondert hij meer nog dan het graf van De Ruyter. Maarde dienst, cette cérémonie ou plutöt ce rit sans cérémonie, m’avait paru le plus triste de la terre, en die indruk van somberheid wordt nog versterkt door het uiterlijk van de vrouwen. Je n’ai jamais vu ni pratiqué le ramedan, mais je puis dire que cette entrée a Amsterdam dans la semaine sainte me parut des plus rigides. De grachten zijn verlaten, achter de vensters vertoont zich niemand, sleden en begrafenissen zijn het eenige, wat men tegenkomt. Bijzonderen indruk maken de aansprekers op hem, toonbeelden van somberheid, met hun lamfers aan den hoed en hun alomtegenwoordigheid. Nog triestiger stemt hem de kleeding van de vondelingen, althans het nummer waarmee de stad die kinderen als het 28