Tekstweergave van GA-1939_MB026_15016
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Jan.
1939
ANTHONIUS
DE
BLAUWE,
EEN
CORRECTIE
EN
EEN
AANVULLING.
Reeds
spoedig
na
het
verschijnen
van
het
35ste
Jaarboek
van
Amstelodamum
mocht
ondergeteekende
een
schrijven
ontvangen
naar
aanleiding
van
zijn
daarin
op
-
genomen
bijdrage:
„Een
Amsterdamsch
muziekschrijver
uit
de
16e
eeuw”,
en
wel
van
het
ter
zake
deskundig
lid
van
Amstelodamum,
den
Utrechtschen
hoogleeraar
prof.
dr.
A.
Smijers.
In
dezen
brief
waarvoor
ik
ook
hier
ter
plaatse
prof.
Smijers
oprecht
dank
zeg
en
welks
inhoud
ik
met
zijn
toestemming
hier
publiceer
vestigde
de
geachte
hoogleeraar
mijn
aandacht
er
op,
dat
het
onjuist
was
hetgeen
ik
op
blz.
21
van
bovengenoemde
bijdrage
schreef,
n.l.
„dat
van
zijn
(de
Blauwe’s)
kunstwerk
voor
het
nageslacht
niets
bewaard
is
gebleven”.
Het
museum
„de
Lakenhal”
te
Leiden
bezit
n.l.
een
drietal
koorboeken
afkomstig
uit
de
St.
Pieterskerk
te
Leiden,
welke
door
Anthonius
de
Blauwe
zijn
geschreven
inde
jaren
1549
en
1559.
Het
door
prof.
Smijers
terecht
gewraakte
citaat
uit
mijn
bijdrage
had
eigenlijk
de
bedoe
-
ling
te
kennen
te
geven,
dat
van
het
werk
hetwelk
de
Blauwe
zoowel
voor
Amsterdam
als
voor
Gouda
eventueel
vervaardigd
heeft,
niets
is
bewaard
gebleven.
Toch
verheugt
het
mij
en
stel
ik
het
ten
zeerste
op
prijs
de
door
prof.
Smijers
gegeven
rectificatie
ter
kennis
te
brengen
van
de
lezers
van
Jaarboek
en
Maandblad
Amstelodamum.
Ik
doe
dit
met
des
temeer
genoegen,
wij
lik
daarmede
tevens
een
ongezochte
gelegen
-
heid
heb,
om
deze
inlichtingen
te
vermeerderen
met
eenige
bibliographische
gegevens
over
het
werk
van
de
Blauwe,
welke
ik
dank
aan
de
welwillendheid
van
den
heer
Directeur
van
„de
Lakenhal”
te
Leiden,
alsmede
van
den
heer
Archivaris
der
ge
-
meente
Leiden;
aan
hen
beiden
zij
daarvoor
mede
van
harte
dank
gebracht.
Reeds
inde
„Bouwsteenen”
van
1869
—1872,
het
Iste
Jaarboek
der
Vereeniging
voor
Nederlandsche
Muziekgeschiedenis,
blz.
11,
hebben
de
heeren
Boers
en
Elsevier
ineen
korte
studie
over
den
bekenden
componist
Clemens
non
Papa
aangeteekend,
dat
zich
in
het
Leidsche
archief
bevinden
„zes
folianten,
misboeken
of
koorboeken,
waarvan
er
twee
in
1549
door
Antoine
de
Blaauw
keurig
zijn
afgeschreven”.
Bij
dit
citaat
teekenen
wij
vooreerst
aan,
dat
blijkens
de
handteekening
van
den
door
ons
in
het
Jaarboek
blz.
22
gepubliceerden
brief
zijn
juiste
naam
is:
Anthonius
de
Blauwe.
Vervolgens
blijkt
het,
zooals
wij
straks
nog
zullen
zien,
dat
de
Blauwe
niet
twee,
maar
ten
minste
vijf
muziekboeken
heeft
geschreven.
In
dezelfde
Bouwsteenen,
het
Hle
Jaarboek
1874
—1881
van
bovengenoemde
Ver
-
eeniging,
heeft
de
heer
J.
P.
N.
Land
op
blz.
37-
—48
een
uitvoerige
studie
gewijd
aan
deze
koorboeken,
waarvan
hij
ook
de
volledige
inhoudsopgave
geeft
met
de
namen
der
componisten,
voorzoover
deze
bekend
waren.
De
heer
Land
beschrijft
ze
als;
zes
koorboeken,
papieren
handschriften
in
lederen
banden
met
metalen
beslag.
De
vier
eerste
zijn
folianten
met
bladen
van
57
X
42
centimeter,
de
beide
laatste
hebben
het
halve
formaat
42
X
28,5
en
moeten
dus
als
quartijnen
beschouwd
worden.
Alle
dateeren
van
het
midden
van
de
16e
eeuw;
het
oudste
werd
geschreven
in
1549,
de
twee
daarop
volgende
in
1559.
Volgens
Land
zijn
al
de
zes
boeken
oor
-
spronkelijk
door
denzelfden
persoon
geschreven,
doch
in
tweeërlei
stijl,
de
drie
oudste
en
een
gedeelte
van
het
vierde
n.l.
in
gothiek
of
kerkschrift
en
de
andere
in
„staand
kanselarij
schrift,
dat
minder
tijd
vorderde
en
goedkooper
uitkwam.”
De
vier
eerste
boeken
zijn
reeds
door
den
afschrijver
gefolieerd,
de
twee
andere
met
potlood
onderaan
de
bladzijde,
vermoedelijk
dus
dooreen
moderne
hand.
De
drie
eerste
boeken
vermelden
uitdrukkelijk
den
naam
van
den
afschrijver
Anthonius
de
Blauwe,
de
eerste
met
het
jaartal
1549,
de
twee
volgende
met
1559:
„Scribebat
hoe
insigne
opus
musicum
Anthonius
de
Blauwe,”
gelijk
ook
de
catalogus
van
„de
Lakenhal”
vermeldt.
Over
dezelfde
koorboeken
publiceerde
de
heer
A.
Hallema
een
studie
1
),
waarop
1
)
In
Nederlandsch
Archief
voor
Kerkgeschiedenis,
Nieuwe
Serie,
dl.
XVIII
(1925),
blz.
64
—69.
De
toenmalige
gemeente-archivaris
van
Leiden,
Mr.
J.
C.
Overvoorde,
zette
in
hetzelfde
deel
van
genoemde
tijdschrift,
blz.
146,
de
meening
recht,
dat
Anthonius
de
Blauwe
niet
de
componist
was,
zooals
de
heer
Hallema
ten
onrechte
meende,
doch
slechts
de
afschrijver
der
muziek-werken.
16