Tekstweergave van GA-1939_JB036_00099
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
De
laatste
schoolkeur
uit
de
15e
eeuw
bevat
ook
weer
vooreerst
de
bepaling,
dat
de
ouders
hun
zoontjes
beneden
de
14
jaren
niet
naar
onder-
of
bijscholen
of
schnjf
-
scholen
mochten
zenden
zonder
verlof
van
het
gerecht.
Ook
nu
weer
een
herhalmg
-
van
het
voorschrift,
dat
iedere
jongen
in
zijn
eigen
parochie
ter
school
moest
gaan.
Overtreding
van
beide
bepalingen
werd
bestraft
met
een
boete
van
één
pond.
Het
verdient
de
aandacht,
dat
de
leeftijdsgrens
voor
de
kinderen,
die
met
zonder
verlof
de
bijscholen
mochten
bezoeken,
thans
werd
teruggebracht
van
15
tot
14
jaar.
Het
meest
merkwaardige
en
belangrijke
tevens
m
deze
keui
is
de
aanhef
ervan,
waarin
het
gerecht
uiteenzet
de
beweegreden
tot
de
uitvaardiging
dezer
keur.
Deze
aanhef
luidt
als
volgt:
„Soe
die
grote
scholen
alhier
beyde
te
met
gaen
omme
de
onderscolen
off
die
buscolen,
dier
gehouden
worden,
dat
te
scandehck
wordt
over
-
mits
sange
ende
andere
ceremoniën,
die
men
wel
van
scoheren
behouft
in
beyde
de
prochikercken...
.”
Op
het
eerste
gehoor
klinkt
het
ons
bijna
ongeloofehjk
toe
te
vernemen,
dat
de
toeloop
naar
de
bijscholen
zoo
groot
zou
zijn
geweest,
dat
daar
-
door
het
gevaar
dreigde,
dat
de
beide
parochiekerken
uit
hun
resp.
scholen
met
het
vereischte
aantal
jongens
konden
betrekken
voor
de
kerkelijke
diensten.
Toch
moeten
wij
aannemen,
dat
inderdaad
deze
klacht
der
overheid
niet
ongegrond
was.
Wij
kunnen
ons
vooreerst
toch
gemakkehjk
voorstellen,
dat
de
bijschoolhouders
kosten
noch
moeite
zullen
hebben
gespaard
om
kinderen
met
meer
dan
gewonen
aanleg
naar
hun
scholen
te
trekken.
Doch
vooral
moeten
wij
met
uit
het
oog
verhezen,
dat
er
toentertijd
nog
geen
sprake
was
van
eemgen
leerplicht
of
schooldwang.
Bovendien
waren
de
kosten
voor
het
onderwijs
toen
van
dien
aard,
dal
slechts
welgestelde
burgers
in
staat
waren
hun
kinderen
het
voorrecht
van
goed
onderwijs
te
kunnen
verschaffen.
Deze
twee
omstandigheden
maken
het
verklaarbaar,
dat
toenmaals
het
aantal
jongens,
die
eender
Amsterdamsche
scholen
bezochten,
betrekkelijk
gering
was.
En
daar
het
geen
nadere
verklaring
behoeft,
dat
voor
den
kerkdijken
eeredienst
alleen
jongens
konden
worden
gebruikt,
die
voldoende
onderricht
waren
m
de
Latijnsche
taal
en
den
kerkzang
en
bovendien
overeen
uitstekend
stemmatenaal
moesten
beschikken,
dan
wordt
het
ook
begrijpelijk,
dat
dooreen
vermindering
van
het
aantal
scholieren
op
de
parochiescholen
de
kerkehjke
diensten
m
het
gedrang
kwamen
en
de
beschik
-
bare
voorraad
koorzangertjes
te
klem
werd
voor
de
behoefte.
Dat
de
stedelijke
over
-
heid
zich
verplicht
achtte
in
dien
noodtoestand
met
krachtige
maatregelen
te
voorzien
spreekt
vanzelf
na
hetgeen
wij
hierboven
uitvoerig
hebben
uiteengezet
over
de
beteekenis
van
het
onderwijs
der
mannelijke
jeugd
m
dien
tijd.
Nogmaals
zij
er
op
gewezen,
dat
wij
deze
houding
van
Amsterdams
vroedere
vaderen
uit
de
15e
eeuw
35