Tekstweergave van GA-1939_JB036_00098

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
maken reformacie in der scholen ende (de) schoelkinderen te doen leren, wassen ende voirtgaen in alle bequamicheden van manieren, zeden ende redlike leringhe, twelck by gemeen proverbie geseit wordt ende es tfondement te wesen van allen deuchden ende welvaren”. Omdat dit laatste omschreven doel van het onderwijs der jeugd zooals de keur vervolgt niet voldoende tot zijn recht was gekomen door het feit „dal den kinderen onderhouden ende geleeit worden in diverse scholen”, daarom besloot het gerecht na lang beraad, dat er in het vervolg „niet meer dan één generael schole binnen deser stede” zou zijn. Van deze reformatie verwachtte de stedelijke overheid de beste resultaten, temeer wijl zij besloten had de school te voorzien van „goede rectoeren, die bequaem zullen wesen den kinderen van als, dat hem behouflick wesen sal, te leren . De ééne stadsschool zou worden gevestigd m de Pijlsteeg of Halve steeg, „twelck es int middel, tschoenste ende tbeste vander stede . Tot nu toe was deze steeg bijna uitsluitend bewoond door „openbare, gemeen vrouwen, dair men de stede butenslands meer confusien of spreect dan eer ende oock cleen behagen es voir God almachtich . Daar het echter geen pas gaf, of zooals de keur zegt, het betaamt dat „by ende ontrent alle goeden scholen niet gebruict noch gehantiert en beboert te wesen dan Godlick ende eerlick es”, daarom gelastte het gerecht, dat bovenbedoelde openbare vrouwen alsook de daar woonachtige minder oirbare herbergiers en herbergiersters vóór I Mei hun woningen verlaten moesten en ófwel verhuizen naar een andere stad, óf zich vestigen op den Heiligen wegtusschen de Leidsche en de Regulierspoort op verbeurte van haar kleederen en juweelen en de roerende goederen der waarden of waardinnen. De stedehjke overheid schijnt echter teleurgesteld te zijn inde gunstige resultaten, welke zij van deze reformatie der school gekoesterd had. Immers reeds vóór de eerste helft van Juli van het volgende jaar bestonden er weer twee parochiescholen, zooals blijkt uit de keur van i 20 Juli 1496, de laatste uit de periode, welke wij hier bespreken. De oorzaak van de mislukking dezer schoolhervorming is ons niet bekend. Wij kunnen hier slechts gissen en dan achten wij het niet onmogelijk, dat deze oorzaak voornamelijk wel te vinden zal zijn inden meer of minder gegronden tegenstand van de geestelijkheid der beide parochiekerken, of inde rivaliteit, welke van ouds tusschen beide stadsgedeelten, de Oude en de Nieuwe Zijde bestond, zooals wij m ander verband reeds gelegenheid hadden te constateeren 1 . I Vgl. JÜste Jaarboek „Amstelodamum , De Amsterdamsche Processiekeuren , blz. 58. 34