Tekstweergave van GA-1939_JB036_00097

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
hetgeen ons in verhand met het boven verklaarde over het doel en de beteekenis van het onderwijs der jeugd in die dagen alleszins verklaarbaar toeschijnt. Het stedelijk bestuur zal het zich ten plicht gerekend hebben er voor te zorgen, dat ook op de scholen, welke het niet onmiddellijk beheerde, het onderricht beantwoordde aan de toenmaals geldende eischen van wetenschappelijkheid en godsdienstzin voor de vorming van het opkomend geslacht. Dat Ter Gouw in zijn werk dit feit, hetwelk onmiskenbaar m de besproken keur ligt opgesloten, over het hoofd heeft gezien of met begrepen, kunnen wij m.i. hem als een historische fout aanrekenen. Het zoo juist gezegde over de tamelijk uitgebreide rechtsbevoegdheid der parochie - onderwijzers tegenover den bijschoolhouder geldt ook onverminderd wat betreft het 4e hd der keur, hetwelk „een schoolmeester” het recht gaf om van de bijschool - meesters of de ouders hunner leerlingen een pand te mogen eischen voor de betaling der verschuldigde recognitiegelden. Deze bepaling zal ongetwijfeld ook moeten worden opgevat in dien zm, dat dit recht den schoolmeester slechts toekwam na bekomen machtiging van den rector vaneen der beide parochiescholen of mogehjk wel van de stedehjke overheid. Immers zonder een dergehjk voorbehoud zou deze bepaling tot allerlei verwikkelingen en moeilijkheden aanleiding kunnen geven. Dat tenslotte ook in deze keur opnieuw werd voorgeschreven, dat de ouders hun kinderen inde eigen parochieschool, resp. van de Oude of Nieuwe Zijde, ter school moesten laten gaan, zal wel eenzelfde reden hebben gehad als wij boven reeds aan - gaven. Daardoor had men immers een gemakkelijker middel tot controle van de kinderen, die de bijschool bezochten. Den 2en Mei 1491 vaardigde het gerecht opnieuw een keur uit, waarin bepaald werd, dat geen jongens beneden de 15 jaar een bijschool mochten bezoeken. En toen bleek, dat aan dit voorschrift niet voldoende de hand werd gehouden, ver - nieuwde het gerecht met meer klem en nadruk dit voorschrift op 1 September van hetzelfde jaar. Was de overheid vóór dien blijkbaar wat lankmoedig geweest met het toepassen van de op overtreding der keur gestelde geldboete van één pond Hollands, thans werd er met nadruk bijgevoegd, dat men van nu af aan de boete zou opvorderen „sonder yemande dat te verdragen of daermne te verschonen Op 31 Januari 1495 werd uitgevaardigd de bekende schoolkeur, waarbij „te love Goedes almachtich, der gloriose maghet Marie, tot chierlnge van belde den kercken, eer ende profijt deser stede ende alle de gemeenten van dien” besloten werd „te 33