Tekstweergave van GA-1939_JB036_00089
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
inde
beteekenis
van
het
Middeleeuwsche
onderwijs
alsook
over
het
algemeen
van
dat
der
15e
en
I6e
eeuw,
dan
moeten
wij
deze
fundamenteele
waarheid
als
uitgangs
-
punt
nemen
bij
onze
geschiedkundige
beschouwing
over
het
onderwijs
dier
dagen,
de
waarheid
n.l.
dat
„de
schoele
pryncipael
om
het
koor
gefundeert
ende
gestychtiget
”
was
h
Deze
waarheid
wordt
door
Dr.
Schoengen
t.a.p.
blz.
167
historisch
aldus
ver
-
klaard
en
toegehcht:
„Verder
hernieuwde
Karei
(de
Gioote)
in
het
jaar
809
in
hoofd
-
zaak
het
reeds
besproken
besluit
van
het
concilie
van
Vaison
uit
het
jaar
529,
waarin
bepaald
werd,
dat
iedere
pastoor
jongelieden
als
lectoren
in
zijn
huis
moest
opnemen
om
hen
te
onderwijzen.
In
cap.
5
van
het
capitulare
de
presbyteris
admonendis
(aan
-
maningen
voor
de
priesters)
van
genoemd
jaar
wordt
dit
besluit
in
zooverre
voor
ons
belangrijk
verduidelijkt,
dat
wij
uit
de
bepaling
„de
priesters
zullen
zorg
dragen
scholieren
te
hebben,
die
zoo
opgevoed
en
onderwezen
zijn,
dat,
wanneer
het
hun
soms
mocht
overkomen,
dat
zij
zelf
niet
op
den
bepaalden
tijd
inde
kerk
kunnen
zijn
om
den
godsdienst
te
verrichten,
nl.
de
terts,
de
sekst,
de
nonen
en
de
vespers
2
,
die
leerlingen
dan
zoowel
het
teeken
op
tijd
geven
als
het
officie
aandachtig
ver
-
richten”,
de
zekerheid
ontvangen,
dat
er
feitelijk
§
een
verschil
bestond
tusschen
de
godsdienstplechtigheden
ineen
parochiekerk
en
die
vaneen
kapittel
of
stift
3
.
Immers
in
beide
werd
het
koorgebed
der
kanomeke
uren
openlijk
en
door
de
gezamenlijke
geestelijken
inde
kerk
verricht.
De
praktische
opleiding
tot
den
kerkelijken
dienst,
het
eigenlijke
doel
van
het
onderwijs
4
,
kon
dus
evengoed
aan
een
parochie-
als
aan
een
kapittelschool
bereikt
worden”.
Op
grond
dezer
belangrijke
waarheid
moeten
wij
dan
ook
bij
ons
oordeel
over
het
lager
onderwijs
m
bovengenoemd
tijdperk
een
oogenbhk
ons
geheel
losmaken
van
onze
tegenwoordige
opvatting
over
het
onderwijs,
en
klaar
voor
oogen
houden
het
doel
en
de
beteekenis
van
het
wetenschappelijk
onderricht
der
jeugd
in
dien
tijd.
Die
fundamenteele
waarheid
nu
heeft
Ter
Gouw
geheel
over
het
hoofd
gezien,
omdat
een
dergehjke
mentaliteit
hem
geheel
vreemd
was;
hij
toetste
het
optreden
der
Amsterdamsche
overheid
tegenover
onderwijs
en
scholen
naar
zijn
eigen
opvattingen
over
het
toen
nog
hoofdzakehjk
neutraal
onderwijs.
Doch
daarbij
kwam
hij
tevens
in
botsing
met
zijn
eigen
principe,
maakte
hij
zich
schuldig
aan
de
boven
gesigna
-
-1
Zie
Dr.
M.
Schoengen,
Geschiedenis
van
het
onderwijs
in
Nederland,
blz.
136.
Cursiveering
van
schrijver
dezes.
2
Vgl.
voor
de
verklaring
dezer
woorden
Maandblad
„Amstelodamum”
16e
jrg.,
1929,
blz.
76
—77
Vgl.
ook
Jaarboek
„Amstelodamum”,
dl.
27,
blz.
27
e.v.
3
Cursiveering
van
Dr.
Schoengen.
4
Cursiveering
van
schrijver
dezes.
25