Tekstweergave van GA-1938_MB025_13078
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Mei
1938
Een
dorp
wordt
prijs
gegeven.
Op
den
omslag
een
teekening,
weder
van
Jo
Spier:
een
vuilnisvat
en
daaruit
puilen
wat
roodgedaakte
huisjes
en
een
kerktorentje,
wat
scheepsmastjes,
netten
en
vischlijntjes
met
aaltjes
en
botjes.
Het
is
Volendam,
bijeengeveegd
als
vuil;
Volendam,
het
typische
visschers
-
dorp,
met
zijn
trouwhartige,
stoere
vis
-
schersbevolking
in
haar
stemmig-flatteus
costuum;
Volendam
met
zijn
haventje
vol
botters
tegen
den
dijk,
waarachter
het
schuil
gaat,
en
waaraan
ook
het
waarlijk
wereldberoemde
café
Spaander
ligt,
verzamelplaats
van
teekenaars
en
schilders,
van
vreemdelingen
in
het
algemeen,
aus
aller
Herrn
Lander;
Volen
-
dam
sterft
langzaam!
Het
is
een
tragedie,
die
ieder
smartelijk
moet
treffen,
ook
degenen
die
voor
-
standers
zijn
van
de
droogmaking
van
de
voormalige
Zuiderzee,
het
IJssel
-
meer
nu,
om
menschelijke,
maar
ook
om
folkloristische
redenen.
En
als
er
een
uitweg
te
vinden
is
om
dit
eeuwen
-
oude
visschersvolk
ook
verder
zijn
be
-
drijf
op
zijn
element
te
laten
uitoefenen
zij
het
dan
op
de
Noordzee
-—,
dan
moet
die
gevolgd
worden.
Wij
kennen
niet
voldoende
de
bezwaren
daartegen,
maar
het
is
zeker
alleszins
de
moeite
waard,
hiervoor
bezwaren
en
zelfs
groote
en
schijnbaar
onoverkome
-
lijke
bezwaren,
te
overwinnen.
Ons
medelid,
de
heer
Fred.
Thomas,
redacteur
van
De
Tijd,
heeft
er
een
boekje
over
geschreven;
„Een
dorp
wordt
prijs
gegeven”,
waarvan
wij
hier
-
boven
den
omslag
aanduidden.
Men
kent
den
stijl
van
den
schrijver,
zijn
warm
gevoel
men
mag
gerust
zeggen,
zijne
welsprekendheid
uit
het
artikel:
„Waarom
ik
houd
van
het
oude
huis”,
dat
wij
in
het
Januari-nummer
van
dezen
jaargang
van
hem
mochten
plaat
-
sen.
Uit
het
boekje
over
Volendam
klinkt
dezelfde
hartetoon
op.
Het
grijpt
u
aan
en
houdt
u
vast,
ook
door
de
fraaie
foto’s,
die
al
de
schilder
-
achtigheid
van
de
gereide
botters,
het
haast
tooneelmatig
décors
van
dorp
en
haven,
het
prachtige,
gave
volk,
doen
zien.
Maar
het
ontroerendst
wellicht
zijn
toch
die
twee
visschers,
in
hun
wijde
hozen,
een
met
de
karpoetsmuts
op
het
hoofd,
gebogen
over
den
rand
van
hun
schuit,
om
het
schepnet
met
levend
zilver,
uit
zee
opgevischt,
binnen
boord
te
halen.
Ziehier
het
laatste
couplet
van
het
inleidend
gedicht
„Voor
Volendam”,
dat
Anton
van
Duinkerken
afstond,
en
waarmee
het
boekje
uitgave
van
de
Nationale
Actie
„Redt
Volendam”
—-
opent:
God
scheidde
de
zee
van
het
land,
Dat
er
plaats
voor
allen
zou
wezen,
Is
het
volk
van
den
waterkant
Dante
veel
op
een
wereld
als
deze?
Wij
staan
voor
de
toekomst,
strijdt
mee,
Gij
strijdt
voor
het
Nederlandsch
leven,
Want
ons
heeft
de
hemel
gegeven
De
zee.
Amsterdams
H.
Stede.
Donderdag
-
avond
17
Maart,
daags
na
de
viering
van
het
Mirakelfeest,
hield
dr.
J.
F.
M.
Sterck,
naar
wij
in
De
Tijd
lezen,
voor
de
leden
der
R.K.
Leeszaal
te
Haarlem
een
causerie
over
de
H.
Stede
en
het
Mirakel
van
Amsterdam.
Dr.
Sterck
noemde
de
oorkonden,
die
van
het
wonder
getuigen
en
zette
uiteen,
dat
tot
1915
men
slechts
overeen
ge
-
lijktijdige
getuigenis
beschikte,
n.l.
den
brief
van
den
baljuw
van
Amstelland,
Floris
van
Boechorst.
In
1915
echter
kreeg
men
de
beschikking
over
afschriften
van
charters
der
oude
Haagsche
Hof
-
kapel
en
van
deze
drie
dateeren
er
twee
uit
1346
en
een
uit
1347.
Ook
prof.
Blok
en
prof.
Brugmans
erkenden
deze
stukken
als
echt
en
de
laatste
heeft
gezegd
dat,
als
alle
feiten
der
geschiedenis
met
zulke
argumenten
gestaafd
konden
worden,
wij
tevreden
mochten
zijn.
Dr.
Sterck
wees
er
bovendien
op,
dat
reeds
in
het
stuk
van
21
Oct.
1347
gesproken
wordt
van
het
houden
van
een
omgang
rond
de
H.
Plaats,
onder
het
bidden
vaneen
Onze
Vader
en
Wees-gegroet.
De
oorsprong
van
onzen
huidigen
Stillen
Omgang
is
dus
wel
zeer
oud.
Het
gesprokene
werd
verduidelijkt
met
vele
lantaarnplaatjes
over
de
H.
Stede,
oud-Amsterdam
en
de
schatten,
die
eer-
78