Tekstweergave van GA-1938_MB025_13077

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Mei 1938 AMSTELODAMUM van zijn pupil berichtte, werden haar zuster Aaltje met haar man Jan de Lanoy tot erfgenamen benoemd, zoodat de beide Rembrandt’s nu weer in één hand kwamen. Uiteen ander stuk blijkt, dat Jan de Lanoy omtrent October 1651 naar Leiden was verhuisd, zoodat de verdere lotgevallen der stukken voor - loopig niet verder kon worden na - gespeurd. Mogelijk bestaan ze nog, kunnen wellicht worden herkend onder Rembrandt’s anonieme portretten, of wel zijn ze aan een ander toegeschreven. Er is hier sprake vaneen echtpaar, door Rembrandt geschilderd vóór 1640, want toen is de vrouw overleden. Vermoedelijk is de oude heer Moutmaker een zestig - jarige geweest, toen hij op het doek werd gebracht. Uiteen en ander blijkt, dat Rembrandt reeds vroeg in nauwe aan - raking met de Bruyningh’s is geweest en bovendien, dat Vondel, met een hunner verzwagerd, stellig met Rembrandtin nauwer contact is gekomen dan tot dus - ver is aangenomen. Opmerkelijk ook, dat Rembrandt, die immers van den aan - vang veel met Doopsgezinden verkeerde, Jan Pietersz. Bruyningh schilderde en dat deze lakenkooper grossier in Engel - sche lakens is geweest. Zoo waren er vele, vooral op den Nieuwendijk en de naaste omgeving als de Nieuwstraat. Bijna de helft van de schutters op ~de Nacht - wacht” (1642), die behoorden tot de tweede wijk van Amsterdam, welke een groot deel van den Nieuwendijk en het Damrak omvatte, waren lakenkoopers. Al komt Bruyningh op de naamlijst niet voor, toch is ook hierin verband te speuren. Jacob van Ruisdael woonde 12 JAAR op den Dam. Mr. H. F. Wijnman heeft in 1932, eerst in Oud-Holland en daarna inde N. Rott. Crt., vele nieuwe bijzonderheden over de Ruisdaels aan het licht gebracht. Zijn mededeelingen over den grooten landschapschilder Ja - cob, geboren te Haarlem omstreeks 1628, zijn in dit maandblad van 1932, bldz. 40—42, uitvoerig saamgevat. Het bleek daaruit dat hij zich in 1659 als poorter te Amsterdam had laten inschrijven en er zich toen blijvend heeft gevestigd. Hij nam een weesjongen in dienst die hem een veelbelovend leerling en vriend werd. Dat was niemand minder dan de later beroemde Meindert Hobbema! Ruisdael heeft in later jaren zijn jeugd - studiën hervat, want hij is in 1676 aan de universiteit van Caën tot doctor in de medicijnen gepromoveerd en daarna te Amsterdam door het Collegum Medi - cum op de Series doctorum geplaatst. Toch is hij zich spoedig weer aan de kunst gaan wijden. Al deze en andere mededeelingen zijn nu aangevuld door mr. W. F. H. Oldewelt, in het Handels - blad van 23 April avondbl. j.1., die door een nauwkeurige vergelijking van alle beschikbare archiefstukken heeft kunnen uitmaken waar de groote landschap - schilder in onze stad gewoond heeft. In 1667 woonde hij inde Kalverstraat, tegenover het Hof van Holland, dus aan de Oostzijde dicht bij den Dam. In 1670 echter is hij reeds als onderhuurder gaan wonen in het derde huis aan de zuidzijde van den Dam van het Rokin afgerekend. Dit huis is in 1869 met de beide belendingen afgebroken ten be - hoeve van Hajenius’ sigarenmagazijn de „Rijnstroom”, dat in 1914 met het geheele blok tusschen Rokin en Kalver - straat heeft moeten plaats maken voor het magazijn van Reek en Cloppenburg. Daar ter plaatse heeft de groote kunste - naar gewoond van 1670 tot zijn dood in 1682. Hij moet er een ideaal atelier hebben gehad, op het gewenschte Noor - derlicht, en met een heerlijk uitzicht over het ongedempte Damrak met de Papenbrug en het open IJ in het ver - schiet. Geen wonder, dat hij zich in zijn laatste levensjaren, toen hij geen lust meer had in reizen en trekken, menigmaal aangetrokken gevoelde om dit tafreel uit de ramen van zijn hoog atelier te schilderen. Althans vier van die prachtige gezichten van den Dam zijn, naar Mr. Oldewelt aanwijst, nog be - waard gebleven, waarvan er drie inde voorstelling slechts geringe varianten vertoonen. Twee daarvan zijn voor ons land behouden, een in Roymans en een in het Mauritshuis. De beide andere zijn te Parijs en te Berlijn. 77