Tekstweergave van GA-1938_MB025_13076
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Mei
1938
gemeentelijke
bedrijven
en
diensten
zich
tegenwoordig
tot
het
publiek
plegen
te
richten.
Het
Gemeentelijk
Girokantoor
bijv.
heeft
dezer
dagen
ook
een
aardig
reclameboekje
doen
verschijnen.
Rembkandt
en
de
Bruyningh’s.
Mr.
W.
F.
H.
Oldewelt
heeft
zich
in
het
Handelsblad
van
27
Maart
j.l.
bezig
gehouden
met
de
genealogie
van
het
Doopsgezinde
geslacht
Bruyningh,
be
-
kend
o.m.
door
vele
notarissen
en
stads
-
secretarissen,
met
wie
Rembrandt
aan
-
rakingen
heeft
gehad.
Beroemd
vooral
is
zijn
portret
van
Nicolaas
(ten
rechte
Nicolaes
Theunisz.
en
niet
Thomasz.)
Bruyningh
van
1652,
nu
in
het
museum
te
Kassei,
dat
ook
hier
ter
stede
op
de
Rembrandttentoonstclling
in
1935
was
ingezonden.
De
schrijver
maakt
duidelijk,
dat
Rembrandt
sedert
zijn
komst
te
Amsterdam
in
1632
veel
in
Doopsgezinde
kringen
heeft
verkeerd
en
daar
modellen
heeft
gevonden.
(Een
sprekend
voor
-
beeld
is,
naar
wij
mogen
opmerken,
het
veelbesproken
portret
van
Marten
Booten
van
1632).
Hetzelfde
geldt
van
Vondel,
die
vóór
zijn
overgang
tot
het
Roomsch-
Katholieke
geloof
tot
de
Doopsgezinden
behoorde
en
uitgebreide
relaties
met
hen
onderhield.
Mr.
O.
wijst
op
de
groote
waarschijnlijkheid,
dat
nader
onderzoek
wel
zou
kunnen
aantoonen,
dat
Rem
-
brandt
en
Vondel
meer
persoonlijke
aan
-
rakingen
hebben
gehad
dan
tot
dusver
aan
het
licht
is
gebracht.
Voor
vele
genealogische
vondsten
omtrent
andere
Bruyninghs
moeten
we
naar
het
artikel
zelf
verwijzen,
maar
één
tak
vraagt
bijzondere
aandacht.
Een
Jan
Pieterszn.
Bruyningh,
aan
den
genoemden
Nicolaas
verwant,
was
lakenkooper
op
den
Nieu
-
wendijk.
Hij
trouwde,
23
jaar
oud,
in
1623
met
Hildegond
Pietersdr.
Mout
-
makers,
die
in
1640
kwam
te
overlijden,
nalatende
twee
minderjarige
dochtertjes,
Aaltje
oud
15
en
Trijntje
oud
12
jaar,
voor
wie
de
vader
het
moederlijk
erfdeel
bij
de
Weeskamer
moest
aangeven.
In
1645
is
Jan
Pieterszn.
hertrouwd
met
de
34-jarige
Levyntje
Sybrandtsdr.
Cardinael,
de
dochter
van
den
bekenden
Amsterdamschen
rekenmeester
Sybrand
Hanszn.
Cardinael,
op
wien
Vondel,
die
toen
evenals
Cardinael
nog
lid
was
van
de
Waterlandsche
gemeente
der
Doops
-
gezinden,
zijn
gedicht
maakte;
„Lijfwacht
voor
mr.
S.
Hzn.
Cardinael
den
Vrieschen
Euclides.”
Door
deze
familiebetrekking
is
voor
het
eerst
meteen
duidelijk
ge
-
worden,
hoe
Vondel
met
dezen
mathe
-
maticus
in
kennis
is
gekomen.
Bruyningh
woonde
bij
zijn
tweede
huwelijk
inde
Nieuwstraat,
evenals
Cardinael.
Zijn
oudste
dochter
Aaltje
trouwde
in
1645
met
Jan
Pietersz.
de
Lanoy.
Hijzelf
overleed
op
30
Oct.
1646.
De
inventaris
van
zijn
inboedel
vermeldt
een
groot
aantal
schilderijen;
in
het
vertrek
achter
den
winkel
zelfs
14
stuks,
waarbij
„een
conterfeytsel
van
Jan
Pietersz.
Bruy
-
ningh
en
zijn
huijsvrouwe
zal.
van
Rem
-
brandt”,
benevens
„een
conterfeytsel
van
Pieter
Jansz.
Moutmakers,
mede
van
Rembrandt”;
verder
een
viertal
doeken
van
Govert
Flinck
en
een
van
Lastman,
den
leermeester
van
Rembrandt.
Op
de
bovenvoorkamer,
welke
als
slaapkamer
diende,
hingen
vier
tableaux,
waaronder
twee
van
Salomon
de
Coningk.
Op
het
comptoir
boven
den
winkel
nog
10
stukken,
waaronder
„een
landschapjen
van
Rembrandt
van
Ryn”
en
4
Govert
Flinck’s.
Inde
boekenkasten
zien
we,
behalve
het
bekende
schilderboek
van
Care!
van
Mander,
verschillende
werken
van
Vondel
te
midden
van
werken
van
Bredero,
Coornhert
en
Cats.
In
tegen
-
stelling
tot
de
meubelen
zijnde
schilde
-
rijen
ongetaxeerd
gelaten.
Ze
zijn
in
September
1647,
met
uitzondering
van
de
beide
portretten
door
Rembrandt,
verkocht
en
brachten
met
den
winkel
-
voorraad
tezamen
6849
gld.
op.
Hier
-
mede
heeft
Mr.
O.
dus
drie
nog
on
-
vermelde
werken
van
Rembrandt
aan
-
gewezen.
Het
blijft
echter
de
vraag,
waar
ze
gebleven
zijn.
Kort
voor
zijn
dood
had
Jan
Pietersz.
Bruyningh
een
beschik
-
king
gemaakt,
waarbij
aan
zijn
dochter
Aaltje
het
dubbelportret
van
haar
ouders
door
Rembrandt,
maar
aan
zijn
beide
dochters
tezamen
het
eveneens
door
Rembrandt
geschilderde
portret
van
hun
grootvader
Moutmaker,
zou
toekomen.
Toen
nu
echter
eender
voogden
over
de
nog
minderjarige
Trijntje,
op
21
Oct.
1648
aan
de
Weeskamer
het
overlijden
76