Tekstweergave van GA-1938_MB025_13073

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Mei 1988 AMSTELODAMUM bereikt hadden; in 1762 is bepaald dat het Genootschap hen tot hun 18en ver - jaardag onder zijn hoede hield. Deze leeftijdsgrens is tot heden zoo gebleven, behoudens een enkele uitzondering voor weezen, die voor hun opleiding in eenig studievak nadien nog huisvesting in het Weeshuis behoeven. Het aantal weezen, dat opgenomen werd, wisselde inden loop der tijden nogal sterk. Bij de inwijding van het eerste weeshuis in 1836, dat later, wegens bouwvalligheid, ontruimd moest worden, waren er 26; 53 weezen betrokken in 1862 het tegenwoordige huis aan den Amstel bij het Waterlooplein, indertijd gebouwd door den architect Outshoorn, die ook bouwmeester van het Paleis voor Volksvlijt is geweest. Sindsdien is dit tweede huis belangrijk verbeterd en uitgebreid. Op 1 Maart 1938 bedroeg het aantal hier verpleegden 67. Oorspronkelijk werden de jongens naar verschillende onderwijzers gezonden, bij wie zij godsdienstig en maatschappelijk onderwijs ontvingen. Later kregen zij dat in het weeshuis zelf vaneen leeraar, die ook iederen morgen inde Nieuwe Synagoge aan de Deventer Houtmarkt aanwezig moest zijn, om toezicht te houden op de verpleegden als zij den dienst bijwoonden. Want de opvoeding in deze instelling is steeds op orthodox- Joodschen grondslag gehouden, met zorg - vuldige handhaving van de eerbied - waardige Joodsch-godsdienstige tradities. Hiermede hangt ook indirect samen, dat de weezen tegenwoordig geen onderwijs ontvangen op scholen inde stad, maar dat het gesticht zijn eigen lagere school binnenshuis heeft, die sinds het in werking treden van de Lager Onderwijswet-1920 een bijzondere school inden zin der wet is en dus het wettelijk vastgestelde subsidie ontvangt. Bij de oprichting van de stichting „Mégadlé Jethomim” kwam in haar reglementen de thans nog van kracht zijnde bepaling voor, dat voor een contribuant, die zonder een zoon na te laten was overleden eender weezen het Kaddish-gebed, het gebed voor de zielsrust van den doode, bij de begrafenis en eens per maand, gedurende 11 maanden, bij het graf zou uitspreken. Werd voor den Kaddish-zeggenden wees een legaat of schenking vermaakt, dan moest deze wees door loting aangewezen worden. Verder moest bij de lijkstatie de onderwijzer met de weezen vóór de lijkbaar uitgaan, na vooraf ten sterf - huize gedurende een half uur psalmen te hebben gezegd. Het geheele Kaddish - instituut, waaraan de stichting ook nu nog inkomsten ontleent, welke ten deele op het te goed komen, waarmede de weezen het gesticht verlaten, gold gelijk gezegd vroeger alleen over - ledenen, die geen zoon of zoons nalieten. Bij het afnemen van de religieuze trouw aan de Joodsche gebruiken en ook van de piëteitsgevoelens jegens overledenen in het einde der 19e eeuw, is ingevoerd dat zonen die dit wenschen hun Kaddish - plicht op weesjongens kunnen over - dragen. Ook thans nog kan een niet - contribuant, door schenking bij leven of legaat van tenminste /150. —, het Kaddish-recht van het weeshuis ver - krijgen. Daar de veelvuldig voorkomende vervulling van deze kerkelijke functie door de weezen, waarbij de inkomsten van het gesticht ook in niet onbetee - kenende mate gebaat zijn, moeilijkheden zou meebrengen, als de weesjongens buiten het gesticht school gingen, heeft dit dus zijn eigen lagere school. Deze kan de uit dit oude gebruik van het onderwijs voortspruitende bezwaren ondervangen. Het Kaddish-zeggen is iets zeer karak - teristieks van het weeshuis. Vandaar dat Jo Spier het ineen fijne, gevoelige teekening op den omslag van het Ge - denkboek in beeld heeft gebracht. Fodor 75 JAAR. Het 75-jarig bestaan van het museum Fodor is door den Wethouder voor de Kunstzaken, den heer E. Boekman, op Maandagavond 4 April 1.1. herdacht ineen rede, uitge - sproken bij de opening van de tentoon - stelling „Keuze uit aanwinsten 1932 —1937”. De wethouder herinnerde eraan, dat het museum Fodor ’t eerste gemeentemu - seum van Amsterdam is geweest. In 1862 opende Haarlem zijn gemeentelijk museum; een jaar daarna, in 1863, 73