Tekstweergave van GA-1938_MB025_13068
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Mei
1938
heel
ongelukkig
geïnterpreteerd,
wijl
hij
t.a.p.
beweert,
dat
de
scholieren,
die
tot
dien
tijd
de
votiefmissen
hadden
gezongen,
daarvan
werden
ontslagen,
en
dat
in
hun
plaats
getijdenzangers
op
stadskosten
werden
aangesteld.
Een
nadere
com
-
mentaar
op
dezen
tekst
van
Wagenaar
is
na
het
voorafgaande
overbodig.
Doch
dat
ook
de
meening
van
Ter
Gouw
omtrent
deze
merkwaardige
Vroedschapsresolutie
den
toets
der
historische
kritiek
niet
kan
doorstaan,
zal
na
onze
uiteenzetting,
naar
wij
hopen,
eveneens
duidelijk
gebleken
zijn.
Amsterdam.
Chr.
S.
Dessing.
NOGMAALS,
„VAN
WIEN
IS
DIT
FAMILIEWAPEN?”
De
lezer
van
Amstelodamum
vergeve
het
mij,
wanneer
ik
nogmaals
terug
kom
op
den
gevelsteen
met
familiewapen,
die
inde
laatste
twee
nummers
is
gereproduceerd.
Inde
eerste
plaats
zie
ik
mij
daartoe
verplicht,
om
een
nalatigheid
goed
te
maken:
ik
verzuimde
in
mijn
laatste
artikel
te
vermelden,
dat
behalve
eenige
anderen,
ook
de
heer
A.
Musschart
te
Arnhem
zoo
vriéndelijk
was
om
mij
met
zijn
uitgebreide
kennis
op
het
gebied
der
heraldiek
ter
wille
te
zijn.
Inde
tweede
plaats
is
er,
nu
ik
toch
weder
over
dien
steen
schrijf,
aanleiding
om
nog
een
ander
punt
aan
te
roeren,
nl.
het
hartschild.
Nu
er
toch
eenmaal
een
naam
is
genoemd
kan
ik
mededeelen,
dat
de
heer
Voorbeytel
Cannenburg,
die
er
het
eerst
mijn
aandacht
op
vestigde,
dat
we
hier
met
het
Zweedsche
wapen
te
doen
hadden,
schreef:
„Het
hartschild
is
blauw
met
een
zilveren
baar
waarover
een
gouden
korenschoof”.
Ook
de
heer
Scharp
gaf
mij
een
omschrijving
van
het
hartschild:
„Over
alles
een
schild,
in
drieën
gedeeld
schuinrechts
van
azuur,
zilver
en
keel
met
een
garve
van
goud,
gaande
over
de
drie
deelen
(Wasa).
De
heer
Musschart
omschreef,
op
gezag
van
het
Armorial
Général,
het
wapen
van
het
Huis
Wasa
aldus:
„Een
zilveren
schuinbalk
op
een
blauw
en
rood
geschuind
veld
en
over
alles
heen
een
gouden
vaas”.
Naar
deze
gegevens
teekende
ik
het
hartschild
in
het
vorige
opstel.
Ontegenzeggelijk
gelijkt
de
figuur
op
het
hartschild
van
den
wapensteen
meer
op
een
schoof
of
garve,
dan
op
een
vaas.
Lettende
ook
op
het
bovenstaande,
neem
ik
dan
ook
mijn
veronderstelling,
als
zoude
de
beeldhouwer,
werkende
naar
een
niet
duidelijke
afbeelding,
er
maar
wat
van
hebben
gemaakt,
terug;
wij
hebben
hier
wel
degelijk
met
iets
anders
dan
een
vaas
te
doen.
Het
moge
uitgemaakt
zijn,
dat
we
hier
met
het
Zweedsche
Rijkswapen
te
maken
hebben,
raadselachtig
blijven
toch
de
tenanten
en
het
hartschild.
Is
het
mogelijk,
dat,
wat
ik
al
in
mijn
vorige
opstel
veronderstelde,
het
wapen
werd
gehakt
kort
nadat
Adolf
Friedrich
Holstein
Gottorp
in
1726
den
Zweedschen
troon
had
bestegen,
dat
in
diens
wapen
een
garve
voorkomt
en
wildemannen
tot
tenanten
heeft?
En
dat
het
Zweedsche
Rijkswapen,
na
1726,
tijdelijk
den
vorm
heeft
gehad,
dien
de
wapensteen
vertoont?
C.
Visser.
De
verbouwing
van
het
Paleis-Raad
-
huis,
Met
man
en
macht,
zoo
lazen
wij
inde
N.R.Ct.
(Amsterdamsche
Weck
van
Zondag
10
April
11.)
is
men
nu
bezig
met
de
verbouwing
en
de
restauratie
van
het
Paleis
op
den
Dam.
’t
Is
alsof
met
het
voorjaar
ook
daar
de
bedrijvigheid
is
toegenomen.
Wat
er
in
het
historische
gebouw
gebeurt,
weten
alleen
de
insiders,
in
dubbelen
zin.
Indertijd
is
gebleken,
dat
men
een
centrale
verwarming
aan
-
legt,
maar
over
hetgeen
er
verder
wel
-
licht
gebeurt,
wordt
de
grootste
geheim
-
houding
in
acht
genomen.
Men
weigert
hardnekkig
op
alle
vragen
daaromtrent
te
antwoorden.
Blijkbaar
is
de
bedoeling
de
publieke
opinie
voor
een
voldongen
feit
te
plaatsen,
dus
niets
te
vertellen
of
te
toonen,
vóórdat
er
toch
niets
meer
aan
te
veranderen
is.
Wellicht
dat
de
critiek,
die
indertijd
is
uitgeoefend
op
de
befaamde
stalen
ramen,
daarvan
de
oorzaak
is.
Buiten
ziet
men
niets
anders
dan
de
68