Tekstweergave van GA-1938_MB025_13066
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Mei
1938
B°.
de
eigenlijke
reden,
waarom
tenslotte
de
resolutie
werd
verworpen,
n.l.
bedoelde
vespers
en
missen
te
laten
zingen
door
de
Getijdenzangers
5
)
„zoemen
gheen
ander
middel
en
weet
de
voorss.
sanghers
te
loeneri’.
Dat
Ter
Gouw
door
bij
zijn
bespreking
dezer
resolutie
de
zoo
even
geciteerde
ge
-
deelten
buiten
beschouwing
te
laten
een
valsche
voorstelling
van
zaken
wekt,
is
duidelijk
uit
zijn
boven
weergegeven
woorden.
Hij
zegt
o.a.
vooreerst,
dat
het
voorstel,
om
de
bedoelde
votief-vespers
en
-missen
voortaan
door
de
Getijdenzangers
te
doen
zingen,
is
uitgegaan
van
de
burgemeesters.
Dit
achten
wij
in
strijd
met
de
werkelijkheid
op
grond
van
het
feit,
dat
inde
resolutie
ook
uitdrukkelijk
vermeld
is:
„als
de
Rectoer
te
kennen
heeft
gegeven
etc.”
Van
dezen
is
ongetwijfeld
het
bewuste
voorstel
uitgegaan,
alsmede
het
daaraan
noodzakelijk
verbonden
tweede
voorstel,
om
het
loon,
waarop
de
Getijdenzangers
in
casu
recht
hadden,
te
doen
betalen
door
de
stedelijke
regeering.
Uit
geen
enkel
woord
blijkt,
dat
beide
voor
-
stellen
van
de
burgemeesters
zijn
uitgegaan;
zij
hebben
slechts
aan
den
Raad
ter
beslissing
voorgelegd,
wat
de
rector
der
school
ineen
desbetreffend
schrijven
of
request
hun
had
te
kennen
gegeven.
Hiermede
vervalt
dan
tevens
de
meer
gunstige
houding
der
burgemeesters
tegenover
de
„conservatieve”
houding
van
den
Raad,
welke
Ter
Gouw
ons
wil
suggereeren.
Een
tweede
verkeerde
voorstelling
wekt
Ter
Gouw
wanneer
hij
zegt,
dat
volgens
rapport
van
den
rector
de
leerlingen
door
„de
kerkelijke
diensten
”
in
hun
leesen
belet
werden.
Uit
de
geciteerde
resolutie
blijkt
duidelijk,
dat
het
hier
niet
ging
over
de
kerkelijke
diensten
in
het
algemeen,
maar
uitsluitend
om
dein
de
resolutie
ge
-
noemde
votief-vespers
en
x-missen,
welke
diensten
werden
gehouden
alleen
op
Donderdag
inden
vóóravond,
op
Vrijdag
(ter
eere
van
het
heilig
Kruis)
en
op
Zater
-
dag
morgen
(ter
eere
van
O.L.
Vrouw).
Een
derde
onjuiste
voorstelling
geeft
Ter
Gouw,
doordat
hij
een
zeer
voornaam
onderdeel
der
reden
tot
afwijzing
van
het
voorstel
inde
resolutie
vervat
verzwijgt,
n.l.
dat
men
geen
ander
middel
wist,
om
de
Getijdenzangers
het
hun
verschuldigde
loon
voor
hun
i.c.
verleende
diensten
te
betalen.
Om
de
beteekenis
hiervan
des
te
beter
te
begrijpen
diene
men
te
weten,
dat
dergelijke
votief-vespers
en
-missen
van
oudsher
gezongen
werden
krachtens
daartoe
gestichte
fundaties.
Meestal
bij
testa
-
ment
en
niet
zelden
ook
bij
leven
werd
door
godvruchtige
personen
een
fonds
gesticht,
inden
vorm
vaneen
perceel
land,
een
rentebrief
of
bepaalde
geldsom,
uit
welks
opbrengst
of
rente
bekostigd
konden
worden
de
honoraria
voor
de
priesters
en
de
koralen
(kleine
zangertjes),
die
op
bovengenoemde
dagen
de
bedoelde
votief
-
diensten
hielpen
verrichten.
Inden
regel
waren
de
inkomsten
der
fundatie
juist
toereikend,
om
deze
honoraria,
welke
voor
de
koralen
slechts
zeer
gering,
soms
ook
wel
nihil,
waren
uitte
keeren.
Indien
nu
de
Vroedschap
op
het
voorstel
van
den
rector
wilde
ingaan,
zou
dit
voor
de
stad
groote
geldelijke
offers
meebrengen,
omdat
de
Getijdenzangers
een
aanmerkelijk
hooger
honorarium
voor
hun
diensten
vor
-
derden.
Bovendien
zou
de
Vroedschap
daarmede
in
vele
gevallen
ook
in
strijd
komen
met
de
door
de
betreffende
stichters
uitdrukkelijk
gemaakte
bepalingen,
dat
bij
de
bedoelde
diensten
gebruik
moest
worden
gemaakt
van
de
hulp
der
koralen.
Het
hoofdbezwaar
echter
vormden
de
onvermijdelijke
kosten,
welke
het
aannemen
van
het
voorstel
van
den
rector
voor
de
stad
zou
meebrengen.
En
blijkbaar
had
men
geen
anderen
weg
kunnen
vinden,
om
deze
financieele
kwestie
der
zaak
een
bevredigende
oplossing
te
geven,
zoodat
de
eenige
uitweg
was
een
beroep
te
doen
op
de
openbare
kas
der
gemeente.
Zoo
dit
laatste
niet
noodig
was
geweest,
zou
o.i
-
het
voorstel
van
den
rector
geen
tegenwerking
hebben
ondervonden
noch
van
de
burgemeesters,
noch
van
den
Raad.
En
hiermede
raken
wij
een
vierde
onjuiste
voorstelling
van
Ter
Gouw
waar
hij
zegt,
5
)
Over
de
Getijdenzangers
te
Amsterdam
zie
Mndbl.
Amstelodamum,
16e
jrg.
blz.
76
—77;
Jaarboek
Amstelodamum,
dl.
27,
blz.
27—42.
66