Tekstweergave van GA-1938_MB025_13042

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Mrt. 1938 zenden familiewapens, verzameld in vele dikke boeken, het gezochte te vinden. Heeft men met een „sprekend” wapen te doen, een dus, waarvan de voorstelling op het schild aanleiding geeft tot de veronderstelling, dat zij verband zal houden met den naam van de familie, die het heeft gevoerd, dan gelukt het soms dien naam in Rietstap te vinden. Staat op het schild een berg, dan zoekt men de Van den Berg’s etc. af; is het een visch, dan de Visser’s; is het een zeilend schip, dan gaat men de groep van de Van Zijl’s enz. na. Maar sterk sprekend is ons wapen niet. Laten we het eens bezien. Het schild is gedekt met een kroon, die het dichtst bij een gevoerde Koningskroon komt. Wel mist men den rijksappel en het kruis daarop maar, evenals de wat ge - drukte vorm, kan dit wel moeten worden geweten aan het formaat van den steen, waarnaar de beeldhouwer zich mogelijk heeft gericht. Dat gebeurde wel vaker. De schildhouders of tenanten zijn wildemannen. Het schild zelf is „gevierd” en voorzien vaneen hartschild. Dit hartschild is „schuin gedeeld” of heeft een „schuine balk”, van rechts naar links, terwijl het is „beladen” met iets, wat we een boom zouden kunnen noemen, maar dat ook heel goed iets anders kan zijn. Waarschijnlijk verbeeldt dit hartschild wel het stamwapen. Verder zijn van het hoofdschild twee kwartieren (1 en 4) beladen met drie kronen en de twee anderen (2 en 3) met telkens een leeuw. De kronen, twee kleine en een groote, schijnen baronnekronen te zijn; de leeuwen zijn „springende” heraldische leeuwen, gewapend met zwaard en ziende naar rechts. Bovendien zijn deze kwartieren van links naar rechts gestreept. Bij deze heraldische analyse, die ik bovendien voor beter geef, moet ik het laten. Weet wellicht eender lezers nadere bijzonderheden? C. Visser. HET VOORMALIGE KARTUIZERKLOOSTER BIJ AMSTERDAM. door Mr. H. J. J. Scholtens. (Haarl. Bijdr. 1936). De burgemeester van Beverwijk, Mr. H. J. J. Scholtens, die reeds sedert tal van jaren studie maakt van het aandeel, dat de Nederlandsche Kartuizers hebben gehad in het geestelijk leven van de 14e, 15e en 16e eeuw en daarvoor reeds zoowel inde Haarlemsche Bijdragen als elders verhandelingen heeft gepubliceerd over de Kartuizerkloosters bij Utrecht, Arnhem, Delft en Zierikzee, heeft thans, inde Haarlemsche Bijdragen van 1936, een voorloopige monographie het licht doen zien van St. Andries ter Zaliger Haven, de voormalige chartreuse bij Amsterdam. Allereerst geeft hij een overzicht van de bouwstoffen voor de geschiedenis van dit klooster, daarna personalia betreffende de elkander opvolgende prioren, die het huis inden loop des tijds hebben bestuurd, met historische bijzonderheden tijdens hun bestuur voorgevallen. Verwaarloosd is, in verband met den aard van zijn onderzoek, alles wat met het beheer der goederen en inkomsten samenhangt. Als bouwstoffen behandelt de schrijver achtereenvolgens het kloosterarchief, voor zoover bewaard gebleven, deels in het archief van het Burgerweeshuis alhier, deels in het Staatsarchief te Antwerpen berustende, benevens de op Amsterdam betrekking hebbende uittreksels uit de verzameling Chartae Capituli generalis bewaard in het Centraalarchief der Grande Chartreuse bij Grenoble, thans inde Certosa di Farneta bij Lucca in Italië, hem ter hand gesteld door den archivaris der orde. Deze documenten plachten jaarlijks door bemiddeling van de visitatoren en prioren der kloosterprovincies, die het generaal kapittel hadden bezocht, bij hun terugkeer van de Grande Chartreuse aan de verschillende kloosters te worden gezonden. Zij bevatten vaak bijzondere bevelen of aanwijzingen voor een of ander convent met betrekking tot speciale gevallen of betreffende het bestuur. Hieruit verkrijgt men een aantal, dikwijls kleine, gegevens, welke in verband met andere bronnen belangrijk zijn. 42