Tekstweergave van GA-1938_JB035_00137
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Ten
slotte
moeten
wij
nog
eenige
woorden
wijden
aan
de
lotgevallen
van
de
ver
-
schillende
leden
van
de
dichterbent,
waartoe
Judith
Lubberts
behoord
heeft.
Schabaelje
heeft
nog
vele
jaren
te
Alkmaar
gewoond.
„Zijn
huwelijk
met
zijne
dienstmeid
zegt
Bruinvis
op
weinig
elegante
wijze
„vooral
de
spoedige
geboorte
vaneen
kind,
verwekte
ergernis,
zoodat
hij
van
den
preekstoel
geraakte”.
Dit
slaat
niet
op
zijn
verhouding
met
Judith
Lubberts,
doch
doelt
op
zijn
huwelijk
met
Griet
Jansdr.,
dat
in
of
omstreeks
1641
plaats
vond
1
.
„Hij
hield
zich
vervolgens
bezig
met
het
schrijven
van
godsdienstige
boeken,
welke
blijkens
de
herdrukken
veel
bijval
vonden”.
Zijn
mystisch
tractaat
Lusthof
des
gemoedts
met
noch
twee
collatien
der
wandelende
ziele
met
Adam
en
Noach
(1635),
later
vermeerderd
met
een
collatie
met
Symon
Cleophas
was
terecht
bij
zijn
geloofsgenooten
zeer
geliefd;
een
herdruk
ervan
zou
zeer
zeker
gerechtvaardigd
zijn
2
.
Merkwaardig
is
dat
dit
geschrift
ook
in
het
Hoogduitsch
vertaald
werd
en
ten
behoeve
van
de
Noord-
Amenkaansche
Mennonieten
in
die
taal
o.a.
te
Georgetown
en
Phlladelphia
herhaal
-
delijk
(het
laatst
in
1919)
werd
herdrukt,
toen
het
in
Holland
reeds
lang
vergeten
was.
In
1648
verhuisde
Schabaelje
met
zijn
tweede
vrouw
wederom
naar
Amsterdam,
waar
hij
inde
Langestraat
tot
zijn
dood
in
1656
een
boekhandel
dreef.
Zou
hij
te
Amsterdam
het
Roomsche
klopje,
dat
eens
zijn
bruid
was
geweest,
nog
wel
eens
ontmoet
hebben?
Judith
s
vriend
Laakhuysen
is
niet
lang
buiten
de
kerk
gebleven.
Men
leest
in
het
lidmatenboek
der
Waterlandsche
Doopsgezinden
dd.
18
Nov.
1637;
„Cornelis
Laeckhuijsen
sonder
dope
aldaer
aengenomen
also
hij
bij
de
Huyscopers
gedoopt
was
.
Later
is
deze
dichter,
die
„op
de
Achterburchwal
inde
grote
ster
bij
de
Stil
-
steech
te
Amsterdam
woonde,
naar
Loenen
verhuisd.
Hij
was
daar
knoopmaker
en
verscheen
op
28
Maart
en
28
Oct.
1648
voor
den
Amsterdamschen
notaris
Jacob
van
Loosdrecht
om
enkele
kwesties,
die
tusschen
hem
en
zijn
kinderen
waren
gerezen,
op
te
lossen.
Dat
wij
met
een
ontwikkeld
man
te
doen
hebben,
blijkt
uit
het
feit,
dat
hij
zich
op
laatstgenoemden
datum
een
lijfrente
kocht
en
daartegenover
aan
zijn
kinderen
overdroeg
zijn
vischtuig,
twee
schuiten,
zijn
timmermansgereedschap
en
zijn
boegen.
1
Blijkens
den
klapper
op
deel
121
van
de
notaneele
protocollen
te
Alkmaar
moet
tusschen
19
April
en
15
Mei
1641
een
testament
van
Schabaelje
en
Griet
Jans
verleden
zijn.
Hun
kind
werd
19
Nov.
1641
aldaar
begraven.
2
Van
Renssen
heeft
van
dit
tractaat
een
tweetal
blz.
herdrukt
in
Verstolen
Schoonheid,
blz.
111.
75