Tekstweergave van GA-1938_JB035_00126
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Rijper
liedboekje
1
.
Deze
druk
bevat
in
totaal
182
liederen,
dus
68
meer
dan
de
eerste
druk.
Verschillende
der
nieuwe
gedichten
zijn
thans
met
een
zinspreuk
onderteekend.
Zoo
zijn
er
acht
onderteekend
met
„Weest
op
u
hoede”,
de
zinspreuk
van
Schabaelje,
vijftien
met
~
t
Is
met
soo
’t
hoord”,
vermoedelijk
de
zinspreuk
van
Claes
Jacobsz.
zelf,
dertien
met
„Hoe
je
wilt”,
de
zinspreuk
van
Albert
Hendriksz.
Hoejewilt
2
,
één
met
„Jaeght
nae
’t
best”,
de
zinspreuk
van
Pieter
Pietersz.
3
enz.
Slechts
enkele
zijn
anoniem.
Daaronder
behooren
de
liederen
122
en
123,
respec
-
tievelijk
van
de
hand
van
Pieter
Claesz.
van
Tessel
en
Vrou
Gernts,
vervolgens
de
liederen
124
tot
en
met
128,
terwijl
n
.
129
wederom
onderteekend
is
met
de
zinspreuk
„Weest
op
u
hoede”.
De
nummers
125
en
126
zijn
zonder
twijfel
van
Judith
Lubberts,
immers
wij
vinden
ze
terug
in
haar
bundel
uit
1649.
Maar
ook
127
en
128
kunnen
wij
aan
haar
toeschrijven,
want
deze
sluiten
zich
aan
de
beide
voorafgaande
volkomen
aan.
Vermoedehjk
is
ook
no.
124
(„Het
scheyden
is
nae-by,
Seer
geliefde
vnendinne,
Daerom
soo
moet
ick
dy,
Noch
wat
schencken
uyt
minne.
.
”)
van
haar
hand,
doch
dit
moet
dan
uiteen
iets
vroegere
periode
dateeren
dan
de
vier
volgende.
Begrijpelijk
is
echter,
dat
men
de
liederen
van
Judith
inden
tweeden
druk
van
het
Rijper
liedboekje
anoniem
opnam.
De
verzen
van
Judith
vloeien
m
deze
periode
gemakkehjker,
maarde
mhoud
wordt
onpersoonlijken
Van
de
kracht
der
liefden,
ende
wat
sij
m
den
Goddehjcken
mensch
werckt.
De
liefde
spoet
altijdt
en
doet
Het
gheen
dat
tot
het
alderbeste
dient.
Sy
groeyt,
sy
bloeyt,
al
heen
en
vloeyt
Daer
sy
in
’t
aldernederst
plaetse
vmt.
Daer
toont
sy
dan
haer
macht,
Want
s
is
alleen
de
kracht
Waer
door
het
al
kan
gedraegen
zijn,
Druck
ende
gepijn,
sist
medecijn
Die
’t
alle
versacht.
1
Het
Ryper
liedtboecxken.
Den
2en
dr.
verb.
en
de
seer
verm.
(ex.
inde
Univ.
Bibl.
te
Amsterdam
en
de
K.
B.
te
’s-Gravenhage).
2
N.
Ned.
Biogr.
Wb„
dl.
X
i.v.
3
Aid.
VIII,
kol.
1255.
64