Tekstweergave van GA-1938_JB035_00017
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
tegen
verwezenlijking
der
denkbeelden
bleek
echter
te
zijn
gelegen
in
het
ontbreken
te
Amsterdam
vaneen
groot
tentoonstellingsgebouw,
dat
voor
het
doel
zich
leent.
Hoewel
ook
inden
gemeenteraad
stemmen
ter
aanmoediging
zijn
opgegaan
en
ofschoon
de
gedachte
is
geopperd,
dat
het
openliggende
terrein
van
het
Paleis
van
Volksvlijt
met
de
daaromheen
gelegen
winkelgalerijen
m
de
behoefte
zou
kunnen
voorzien,
valt
vooralsnog
geen
voortgang
inde
plannen
te
bespeuren
en
is
het
dus
uiterst
onzeker
of
onze
opwekking
gevolgen
zal
hebben.
„Voordrachten
en
Kunstbeschouwingen"
blijven
te
vermelden
over.
Wij
herinneren
U
aan
de
Gijsbrecht-opvoenng,
die
op
3
Januari
1938
onder
de
auspiciën
van
ons
genootschap
werd
gegeven,
ter
herdenking
van
drie
eeuwen
Gijsbrecht-vertolking
op
het
Amsterdamsche
tooneel.
Ofschoon
de
avond
zelve
niet
meer
tot
het
verslagjaar
mag
worden
gerekend,
viel
de
voorbereiding
daar
zeer
zeker
binnen.
Wij
vermelden
deze
feestelijke
gebeurtenis,
die
door
velen
Uwer
op
prijs
bleek
te
worden
gesteld
ook
daarom
in
dit
overzicht,
omdat
wij
in
het
vooruitzicht
daarvan
meenden
te
moeten
nalaten
U
toegang
te
bereiden
tot
een
lezing
van
Dr.
Noach
over
de
inrichting
van
het
Amsterdamsche
tooneel
m
de
17e
eeuw,
die
de
plaatsehjke
afdeehng
van
het
Nederlandsch
Tooneelverbond
gaarne
in
samenwerking
met
ons
genootschap
had
georganiseerd.
Wij
hebben
echter
gemeend,
dat
deze
voordracht,
die
inmiddels
alleen
voor
leden
van
het
Tooneelverbond
werd
gehouden,
toch
ook
wel
onder
de
rustige
aandacht
onzer
leden
behoorde
te
worden
gebracht
en
mochten
erin
slagen
den
tekst
daarvan
voor
ons
Jaarboek
te
verwerven.
Is
door
deze
regeling
een
voordracht
in
eigenlijken
zin
U
ontgaan,
een
nieuwe
aantrekkelijkheid
zal
het
lidmaatschap
van
ons
genootschap
verkrijgen
voor
U
en
naar
wij
hopen
voor
velen,
die
nog
met
aan
Amstelodamums
ledental
werden
toegevoegd,
doordat
deze
huishoudelijke
vergadering
zal
worden
gevolgd
dooreen
voordracht
van
den
bekenden
spreker
over
oud-Amsterdam,
den
heer
A.
A.
Kok,
die
zich
voorstelt,
het
woord
te
voeren
over
hetgeen
ineen
menschenleeftijd
m
onze
stad
verdween
en
hetgeen
gered
werd
en
naar
den
eisch
hersteld.
Wij
mogen
hier
wel
bekennen,
dat
de
nieuwe
luister,
die
wij
daarmee
aan
onze
jaarvergadering
bedoelen
bij
te
zetten,
een
gevolg
is
van
stellige
raadgevingen,
die
een
ijverig
lid
van
ons
genootschap
zich
gedrongen
voelde
te
geven,
omdat
hij
op
goede
gronden
aannam,
dat
Amstelodamum
zoo
naar
reputatie
als
naar
ledental
daarbij
wel
zou
varen.
Gij
weet,
hoe
het
met
dat
laatste
in
voorafgaande
jaren
gesteld
was,
want
Gij
herinnert
U
de
klachten
over
slinkende
gelederen
uit
de
vorige
verslagen.
Wij
behoeven
dit
jaar
niet
zoo
sombere
klanken
te
laten
hooren,
daar
onze
ledenlijst
XIII