Tekstweergave van GA-1938_JB035_00015
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
genoemde
bouwwerk,
dat
in
November
van
het
vorige
jaar
werd
gebracht.
Hij
was
uit
hoofde
van
zijn
kennis
van
de
bouwgeschiedenis
van
dit
eerbiedwaardig
kerkgebouw
daarvoor
de
aangewezen
man
en
heeft
ongetwijfeld
velen
door
zijn
deskun
-
digheid
getroffen.
De
herinnering
aan
deze
zoo
geslaagde
excursie
wordt
verduisterd
door
de
gedachte
aan
den
plotsehngen
dood,
zeer
kort
nadat
wij
m
de
kerk
te
-
zamen
waren,
van
den
koster,
den
heer
Neumann,
die
juist
toen
nog,
naast
Dr.
Noach,
velen
leden
van
ons
genootschap
tot
gids
was
geweest.
Wij
zijn
ongemerkt
overgegaan
tot
een
nieuwe
onderafdeehng
van
artikel
2,
dat
ons
zou
leiden
door
de
veelheid
van
genootschapsbemoeiïngen.
Zij
rept
ervan
dat
„den
leden
gelegenheid
(worde
verschaft)
tot
het
bezoeken
van
belangwekkende
gebouwen
en
instellingen”.
Drie
maal
kwamen
de
leden
van
Amstelodamum
in
grooten
getale
daartoe
bijeen:
het
was
in
April,
toen
zij
het
laatst
konden
verwijlen
bij
de
overblijfselen
van
het
om
zijn
sobere
harmonie
en
zijn
eenvoudig
evenwicht
van
verhoudingen
terecht
zoo
vermaarde
en
thans
betreurde
Pesthuis
en
de
schoon
-
heden
daarvan
ons
door
de
welsprekende
uiteenzettingen
van
den
heer
A.
A.
Kok
nog
eens
voor
het
laatst
werden
duidelijk
gemaakt;
het
was
in
November,
toen
de
Oude
Kerk
werd
bezichtigd
en
m
den
zomer,
toen
de
ruime
termen
van
de
zoo
juist
aangehaalde
passus
uit
ons
reglement
gedoogden,
dat
wij
een
tegenbezoek
gingen
brengen
aan
„die
Haghe”
en
tezamen
inde
residentie
het
Huis
ten
Bosch,
het
Vredespaleis,
de
Trèveszaal,
het
Spmozahuis,
het
H.
Geest
Hofje
en
de
St.
Jacobskerk
bezochten,
om
deze
dooreen
koffiemaaltijd
onderbroken
bedevaart
te
beëindigen
in
het
Gemeentelijk
Museum,
waar
onze
gastvrouwe
een
thee
aan
-
bood
en
hartelijke
woorden
werden
gewisseld,
die
zoowel
den
Hagenaars
als
den
Amsterdammers
aangenaam
m
de
ooren
klonken.
Wij
brengen
aan
„die
Haghe
hier
bij
herhaling
de
betuiging
van
onze
erkentelijkheid
voor
de
wijze,
waarop
zij
ons
bezoek
heeft
voorbereid,
geleld
en
veraangenaamd
en
meenen
reden
te
hebben
tot
het
vermoeden,
dat
den
leden
van
ons
genootschap
zulk
een
kijkje
buiten
de
palen
onzer
oude
Amstelstad
met
onwelkom
is
geweest.
Wij
keeren
terug
tot
artikel
2
en
lezen,
dat
het
genootschap
zijn
doel
kan
nastreven
„door
het
doen
houden
van
voordrachten,
kunstbeschouwingen
en
tentoonstellingen
,
terwijl
ten
slotte
ook
„andere
middelen
ter
beoordeelmg
door
het
bestuur
mogen
worden
te
baat
genomen.
Om
met
deze
laatste
te
beginnen;
Uw
bestuur
meende
vrijheid
te
zien
om
door
toezegging
vaneen
som
ineens
toe
te
treden
tot
de
Vereenigmg
van
Vrienden
der
Universiteitsbibliotheek,
daar
immers
reeds
verleden
jaar
het
Uw
instemming
XI