Tekstweergave van GA-1937_MB024_11159
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
December
1937
AMSTELODAMUM
landsche
waterkevers
en
andere
insecten
heeft
gevangen.
Inde
ertshaven
van
de
Rietlanden
haalde
hij
allerlei
mineralen,
die
ver
-
band
houden
met
ijzererts
en
kopererts.
En
de
dijk
langs
de
Zuiderzee
verschafte
hem
een
heel
mooie
steenenverzameling,
die
hij
weer
aanvulde
door
wandelingen
naar
het
Gooi.
Het
staat
vast,
dat
Amsterdam
en
zijn
omgeving
den
grondslag
hebben
gegeven
voor
zijn
ontwikkeling.
En
wat
het
mooist
is,
nog
altijd
is,
naar
dr.
Thijsse
opmerkt,
Amsterdam
in
staat
dien
breeden
grondslag
te
geven
en
de
jonge
Amsterdammers,
die
over
zoo
veel
meer
hulpmiddelen
te
beschik
-
ken
hebben,
mogen
zich
z.i.
bevoorrecht
achten
boven
menige
andere
streek
van
Nederland.
Veel
is
er
verloren
gegaan,
maar
veel
is
er
gebleven,
veel
wordt
ook
hersteld
en
nieuw
geschapen.
Denk
maar
eens
aan
het
Roschplan.
Altijd
blijven
de
Zuiderzee-oevers
van
belang
en
het
Barnegat
is
haast
weer
even
goed
als
voor
1916.
De
Oostzaner
-
polder
met
de
rietlanden
langs
de
Twiske
worden
door
menigeen
nog
hooger
ge
-
schat
dan
het
Naardermeer.
Langs
den
Spaarndammerdijk
liggen
allerlei
kreek
-
jes
met
heerlijke
begroeiing
en
het
netwerk
van
wateren
tusschen
Amstel
en
Vecht
kan
nog
voldoen
aan
de
hoogste
eischen.
VRAGENBUS.
Ons
medelid,
de
heer
I.
van
Esso
Bzn.,
stelde
ons
de
volgende
twee
vragen:
1.
In
Scheltema,
Rusland
en
de
Neder
-
landen,
dl.
11,
p.
290,
vinden
we
ver
-
meld,
dat
Czaar
Peter
de
Groote,
bij
zijn
bezoek
aan
Amsterdam,
den
eersten
steen
legde
vaneen
huis
op
de
Rapen
-
burgergracht,
in
welks
gevelsteen
een
„wijdloopig
opschrift”
van
deze
daad
getuigt.
Is
Uw
Redactie
of
lezers
iets
naders
hieromtrent
bekend;
waar
is
de
gevel
-
steen
gebleven?
2.
In
het
bekende
reisverhaal
van
Adam
Olearius,
van
zijn
reis
naar
Moscou,
Tartarië
en
Perzië,
(Paris
1666)
geeft
hij
een
levendige
beschrijving
van
zijn
bezoek
aan
Hollandsche
steden,
bij
zijn
terugkeer.
In
uitbundige
bewoordingen
prijst
hij
in
het
bijzonder
Amsterdam
en
levert
daarmee
een
opmerkelijk
beeld
van
onze
stad
in
die
dagen.
Het
viel
mij
nu
op,
dat
in
het
werkje
van
den
heer
Jensen,
over
„Reizigers
te
Amsterdam”,
Olearius
niet
genoemd
wordt.
Hem
daar
-
naar
vragende,
antwoordde
de
heer
J.
mij,
dat
hij,
op
gezag
van
den
heer
De
Balbian
Verster,
deze
reisbeschrij
-
ving
van
Olearius,
met
opzet
niet
ver
-
meld
heeft,
omdat
er
twijfel
bestaat,
of
O.
wel
inderdaad
hier
is
geweest.
Kan
Uwe
Redactie
mij
hieromtrent
in
-
lichten?
Waaruit
wordt
geconcludeerd,
dat
O.
niet
hier
zou
zijn
geweest
en
dus
dat
zijn
zoo
opgetogen
lovende
beschrijving
van
onze
goede
stad,
op
naschrijven
of
op
hooren
zeggen
zou
berusten
?
Wij
hebben
getracht
antwoord
op
beide
vragen
te
verkrijgen.
Wat
aangaat
vraag
1
hebben
wij
ons
eerst
gewend
tot
den
heer
C.
Visser,
den
bekenden
adviseur
van
de
Vereeni
-
ging
„Hendrick
de
Keyser”.
Hij
moest
ons
echter
antwoorden,
niets
te
hebben
kunnen
vinden
met
betrekking
tot
den
steen,
welke
in
het
huis
aan
de
Rapen
-
burgergracht
(het
gedeelte
van
de
Prins
Hendrikkade
tusschen
Kalkmarkt
en
Schippersgracht)
heeft
gestaan.
Ook
bij
het
Kon.
Oudheidkundig
Genootschap
kon
men
hem
niet
inlichten.
En
de
bekende
kenner
van
de
historische
be
-
trekkingen
tusschen
Holland
en
Rusland,
dr.
Boris
Raptschinsky,
kon
ons
al
evenmin
inlichten.
Het
onderzoek,
dat
hij
al
jaren
geleden
naar
de
verblijfplaats
van
den
steen
instelde,
bleef
zonder
succes.
Wat
betreft
de
tweede
vraag
hebben
wij
inlichtingen
gevraagd
aan
de
heeren
De
Balbian
Verster
en
Jensen;
geen
van
beiden
kan
zich
echter
nog
duidelijk
de
geschiedenis
van
dit
geval
herinneren:
„Reizigers
te
Amsterdam”
is
reeds
in
1919
verschenen.
De
heer
Verster
wees
er
ons
bovendien
op,
dat
het
geval
zeer
ingewikkeld
is.
De
reis
naar
Perzië
van
Olearius
is
vooral
bekend
geworden
dooreen
ver
-
taling
uit
het
Duitsch
in
onze
taal
door
159