Tekstweergave van GA-1937_MB024_11153

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
December 1937 AMSTELODAMUM volgens leeraar inde geschiedenis te Amersfoort, Leeuwarden en Groningen. In 1917 werd hij benoemd tot bibliothecaris der universiteit aldaar. In 1928 werd hij als zoodanig benoemd te Amsterdam; in 1930 volgde zijn benoeming tot hoogleeraar inde vaderlandsche geschiedenis; als zoodanig hield hij 27 October zijn inaugureele oratie. Tot zijn groot verdriet dwong hem zijn slechte gezondheid reeds in 1935 het bibliothecariaat neer te leggen: hoogleeraar bleef hij tot zijn dood. Prof. Gosses, die zijn leven beschreef, eindigt aldus: „Zoo is geweest het leven van Theissen, een bekwaam historicus, een voortreffelijk ambtenaar en onder alle omstandigheden een eerbiedwaardig mensch”. H. B. NIEUW VERWORVEN STUKKEN BETREFFENDE V. W. In mijn artikel V. W., opgenomen in het laatst verschenen jaarboek, deelde ik op blz. 175 mee, dat penningmeesters verplicht zijn, inde eerste vergadering na de zomervacantie, een generalen staat en balans van de Maatschappij aan de vergadering over te leggen. Ineen noot stond verder de opmerking: ondanks herhaalde aansporingen is hieraan zelden voldaan. Niet één aanwezig, evenmin andere stukken van financieelen aard. Weinig had ik kunnen vermoeden, dat nauwelijks drie maanden, nadat dit was neergeschreven, deze stukken plotseling zouden te voorschijn komen. Inde maand September 1.1. bracht de catalogus van de veilinghouders G. Theod. Bom en Zn. de verrassende mededeeling, dat het archief van de Maatschappij V. W. zou worden verkocht. Het Gem. Archief liet vanzelfsprekend de gelegenheid niet voorbijgaan, om, wat hem zoo lang was onthouden, te verwerven. Aan het in 1906 vanwege de Maatschappij geschonken deel van haar archief, voornamelijk bestaande uit notulen- en brievenboeken met concepten van uit - gaande correspondentie en jaarboekjes, konden nu o.m. worden toegevoegd de genoemde staten van penningmeesters, die wel degelijk aan hun verplichtingen tot inlevering hadden voldaan, maar meestal veel later dan ~de wet voorschreef”. De herhaalde aansporingen golden dus niet de indiening zelve, maarden tijd, waarop dit moest geschieden. Verder is er een groote coll'ectiè ingekomen brieven, waaronder verscheidene van buitengewoon honoraire leden, de hoogleeraren Stratingh, Matthes, de schrijvers Klijn, Warnsinck, om slechts enkelen te noemen, voornamelijk handelende over prijsvragen en bijdragen voor de jaarboekjes. En een eigenhandig geschreven dankbetuiging van mevrouw 'Bosboom-Toussaint voor ontvangen huldebetoon op haar zeventigsten verjaardag. Een welkome aanwinst zijn vooral de circulaires, uitgaande van het Hoofd - bestuur, omdat hierin de onderwerpen voor de „prijsdingingen” staan opgegeven, Waardoor een lacune, die het destijds onmogelijk maakte een lijst van uitge - schreven prijsvragen op te stellen, kon worden aangevuld. Het zou te ver voeren, alle andere nieuw verworven stukken te vermelden. Alleen zou ik nog willen noemen het rapport van directeuren van het Departement Kunstmatige Voordracht, waarin de praestaties van zeven mededingers naar een prijs met het reciteeren van „Kinderloos”, een gedicht van De Genestet, werden beoordeeld en te licht bevonden. Een zeer amusant en tevens kenschetsend stuk, Waardoor men te weten komt, wat men in die jaren het stuk is van het jaar 1882 verstond onder een goede voordracht. Dit rapport is het eenige in het archief aanwezige exemplaar van de vele door directeuren van de onderscheidene departementen gedurende een tijdvak van bijna een eeuw, samengesteld. Zou een volgende veiling of schenking uit particulier bezit wederom een verrassende aanvulling brengen? S. Dupakc. 153