Tekstweergave van GA-1937_MB024_11152
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
December
1937
En
laat
men
nu
niet
met
de
afwijzing
komen:
een
UoZ&suniversiteit,
het
mocht
wat,
het
volk
komt
daar
niet.
Het
gaat
er
maar
om,
wat
men
onder
dat
woord
„volk”
verstaat.
Wij
allen
behooren
tot
het
Volk
van
Nederland,
zoolang
wij
Nederlandsch
bloed
inde
aderen
hebben
en
de
Nederlandsche
taal
onze
moedertaal
noemen
en
spreken.
Dus
ook
de
kleine
en
de
groote
burgerij
heeft
recht,
om
met
de
lagere
en
hoogere
ambtenaren
en
met
den
eenvoudigen
handwerkman,
die
zich
ontwikkelen
wil,
de
cursussen
der
Volksuniversiteit
te
volgen.
Zoo
wordt
het
met
recht
een
Volksuniversiteit,
waar
het
gansche
volk
zich
algemeen
ontwikkelen
kan.
Om
de
stad
Amsterdam
te
eercn
moet
de
Volksuniversiteit
blijven
leven,
zij,
die
nu
.haar
25-jarig
bestaan
viert
en
zij
moet
blijven
bloeien.
Geeft
dus
Uw
gift,
liefst
zoo
groot
mogelijk,
opdat
een
fonds
gesticht
worde,
dat
de
Bestuurderen
kan
steunen
in
hun
prachtigen
arbeid.
W.
L.
Boldingh—Goemans.
HEENGEGANE
AMSTERDAMMERS.
In
het
Jaarboek
van
de
Maatschappij
der
Nederlandsche
Letterkunde
te
Leiden,
1936
—1937
komen
de
levensberichten
van
eenige
Amsterdammers
voor.
Andries
Bonger,
geb.
te
Amsterdam
20
Mei
1861,
overleden
aldaar
20
Januari
1936.
Mevr.
Bonger—van
der
Borch
van
Verwolde
beschreef
zijn
leven,
dat
aldus
eindigt:
„Bonger
heeft
niets
geproduceerd.
Maar
door
zijn
persoonlijkheid
heeft
hij
grooten
invloed
uitgeoefend.
Hij
heeft
intens
geleefd,
met
een
intensiteit,
die
ten
slotte
zijn
krachten
moest
sloopen.
Hij
heeft
zijn
leven
gegeven
inden
volsten
zin
des
woords:
gegeven
aan
zijn
nabestaanden
en
vrienden,
gegeven
aan
zijn
werk,
gegeven
aan
de
schoonheid,
waar
die
zich
ook
openbaarde:
inde
natuur,
in
kunst
en
letteren,
ineen
enkel
mooi
voorwerp,
ineen
bloem
of
een
mooi
ge
-
vormde
wolk,
in
klare
kinderoogen,
ineen
welluidende
stem.
Die
in
zijn
nabijheid
leefden,
weten,
dat
de
levendige,
actieve
man,
die
hij
was,
in
deze
overgave
stil
en
mediteerend
werd.
Hij
heeft
zijn
leven
gegeven,
maar
al
gevende
heeft
hij
duizendvoudig
ontvangen.
Zoo
is
zijn
leven
heel
rijk
geweest.
Hij
wist
dit
en
dankbaarheid
werd
meer
en
meerde
grondtoon
van
zijn
leven.
Welbewust
heeft
hij
geleefd
in
het
licht.
De
duistere
kant
van
het
leven
heeft
nimmer
eenige
vat
op
hem
gehad,
zelfs
niet
toen
hij
als
achttienjarige
knaap
door
de
straten
van
Parijs
ronddwaalde.
En
lichtend
zal
zijn
herinnering
blijven
voor
allen,
die
hem
gekend
hebben”.
Hendrik
Carel
Diferee,
geb.
te
Amsterdam
17
Augustus
1874,
overleden
aldaar
28
December
1936.
De
laatste
mannelijke
afstammeling
vaneen
geslacht
van
refugiés,
van
moederszijde
verwant
aan
mevr.
Bosboom-Toussaint.
Al
jong
in
administratieve
functie;
na
een
verblijf
in
Zuid-Afrika
werd
hij
in
1897
verbonden
aan
de
universiteits-bibliotheek,
waar
hij
tot
einde
1933
bleef.
Daar
was
hij
ook
conservator
aan
het
Vondelmuseum.
Hij
heeft
zeer
veel
geschreven
over
historische,
philosophische
en
letterkundige
onderwerpen.
Willem
Johannes
Maria
Mulder,
geb.
te
Amsterdam
12
Mei
1875,
overleden
aldaar
17
October
1936.
In
tegenstelling
tot
deze
data
heeft
Mulder
alleen
zijn
jeugdjaren
in
Amsterdam
doorgebracht;
reeds
in
1890
verliet
de
familie
de
stad
en
vestigde
zich
te
Nijmegen.
Daar
werd
hij
in
1923
hoogleeraar
aan
de
juist
gestichte
Keizer
Karels-Universiteit,
welk
ambt
hij
tot
zijn
dood
heeft
bekleed.
Prof.
Cornelissen
zegt
van
hem:
„Zoo
staat
het
beeld
van
dr.
W.
J.
M.
Mulder
S.
J.
ons
voor
den
geest
als
dat
vaneen
rustig,
evenwichtig
man,
een
echt
priesterlijke
natuur,
die
strevend
naar
de
vervolmaking
streed
tegen
wat
hem
daarbij
inden
weg
stond,
een
beminnelijk
collega,
wiens
samenwerking
oprecht
en
hartelijk
was,
een
geleerde,
die
heeft
gewerkt
zoolang
het
dag
was
en
van
wiens
werk
ook
de
zichtbare
vruchten
vele
zijn.
Johann
Samuel
ïheissen,
geb.
te
Berg-Gladbach
2
November
1874,
overleden
te
Amsterdam
19
November
1936.
Na
zijn
studie
te
Utrecht
werd
hij
achtereen-
152