Tekstweergave van GA-1937_MB024_11071
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Mei
1937
AMSTELODAMUM
en
de
Monumentencommissie
eener
-
zijds
(1714)
en
den
feitelijken
toestand
inde
Keizersstraat
x
)
anderzijds
(1734)
vindt
een
gereede
verklaring,
doordat
inderdaad
voor
het
ongewapend
oog
de
3
der
tientallen,
daar
heel
inde
hoogte,
den
indruk
vaneen
1
kan
teweegbrengen.
Zoo
is
dus
een
merk
-
waardige
folkloristische
voorstelling
■—
de
bouwheer
van
het
perceel
Heerenstraat
moge
al,
gelijk
de
heer
Van
Houten
meedeelde,
alleen
door
de
assonantie
van
zijn
naam,
Meyerinck,
tot
de
aanbrenging
van
deze
voor
-
stelling
gebracht
zijn
ons
behouden
gebleven.
Wij
beelden
den
geveltop
hier
af
naar
een
er
vandoor
de
firma
De
Bussy
gemaakte
reproductie:
men
ziet
er
de
takken
of
struiken
op,
die
dooreen
krans,
met
versierselen
behangen,
worden
omgeven.
Amsterdam.
M.
Boas.
AMSTERDAM
EN
ROTTERDAM.
In
het
onlangs
verschenen
Rotterdamsch
Jaarboekje
1937
beschrijft
mr.
H.
C.
Hazc
-
winkel
symptomen
van
den
naijver
tusschen
Rotterdam
en
Amsterdam
gedurende
de
jaren,
volgende
op
den
Tweeden
Engelschen
oorlog.
In
deze
dagen
was
het
het
brievenvervoer,
dat
de
inzet
van
den
strijdwas.
In
1660
was
het
aan
Rotterdam
gelukt
een
directe
postverbinding
met
Engeland
tot
stand
te
brengen.
Amsterdam
nu
maakte
aanspraak
op
medezeggenschap
in
deze
verbinding,
die
natuurlijk
ook
voor
de
Amstelstad
van
groot
belangwas.
Amsterdam
streefde
zelfs
naar
een
monopolie
in
dezen,
terwijl
Rotterdam,
daarin
gesteund
door
de
Staten
van
Holland,
een
regeling
met
de
verschillende
steden
wenschte.
In
1668
wist
Amsterdam
evenwel
zijn
doel
te
bereiken.
Maar
uit
den
aard
der
zaak
openbaarde
zich
daartegen
weer
een
scherpe
reactie,
die
zich
hierin
openbaarde,
dat
het
Rotterdamsche
stads
-
bestuur
eenerzijds
een
actieve
handelspolitiek
ging
voeren
en
de
vestiging
van
hieuwe
industrieën
aanmoedigde,
anderzijds
niets
onbeproefd
liet
om
Amsterdam
afbreuk
te
doen,
al
was
het
dan
ook
met
minder
oirbare
middelen.
Zoo
deed
men
te
Rotterdam
een
ernstige
poging
om
den
stapel
der
Westfaalsche
linnens
v
an
Amsterdam
naar
Rotterdam
over
te
brengen,
die
evenwel
is
mislukt.
Beter
gelukte
het
den
Schotschen
handel
in
Rotterdam
te
concentreeren
in
spijt
van
den
stapel
te
Veere.
Maar
vooral
kwamen
er
moeilijkheden
met
Amsterdam
over
den
Levantschen
handel,
waarin
deze
stad
vrijwel
een
monopolie
had
en
waar
ook
de
directeuren
van
dezen
handel
zetelden;
in
1670
richtte
Rotterdam
een
tweede
college
van
directeuren
op,
wat
natuurlijk
zwarigheid
met
Amsterdam
gaf.
Zelis
he
waterverversching
van
Amsterdam
gaf
conflicten
met
de
andere
Hollandsche
steden,
ook
met
Rotterdam.
Hoezeer
Rotterdam
hoopte
om
Amsterdam
te
overvleugelen,
blijkt
uit
deze
woorden
v
an
den
Rotterdamschen
postmeester
Quack:
„Mercurius,
gelijk
hij
de
stad
van
Drugge,
daar
de
eerste
koopbeurze
of
handelsplaetse
getimmert
is,
als
had
hij
er
zijn
zetel
vast
ghestelt,
wel
leelijk
heeft
bedrogen,
is
naar
Antwerpen
geweken,
Vanwaer
hij
weder
verhuyst
en
ongestadigh
naar
Amsterdam
vertrokken
is:
en
zal
l
)
Dat
onze
meiboom
van
de
Heerenstraat,
die
tusschen
//eerengracht
en
Keizersstraat
ligt,
aaar
de
.Keizersstraat
verhuisd
is,
is
louter
toeval;
de
niet-Amsterdammers
onder
de
lezers,
en
Wellicht
ook
eenige
Amsterdammers,
mogen
bedenken,
dat
de
Keizersstraat
ineen
heel
ander
deel
der
stad
ligt,
zij
loopt
uit
op
de
Nieuwmarkt.
71