Tekstweergave van GA-1937_MB024_11065

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Mei 1937 AMSTELODAMUM PROF. HUDIG. Midden in het leven is de dood. Zelden werden wij aan deze levenswaarheid zoo treffend en zoo smartelijk herinnerd als door het nog onverwacht heengaan van prof. Hudig. Den 31 Maart is hij ons ontvallen op 53-jarigen leeftijd, dus op een tijdstip, toen zijn loopbaan allerminst nog was afgesloten en de wetenschap nog veel van hem zou mogen verwachten. Hudig behoorde niet tot de mannen, die door alle stadia van onderwijs heen ten slotte den wetenschappelijken katheder hebben bestegen. Hij was in menig opzicht een self-made man, ook in dezen zin, dat hij zelf ook de richtlijnen van zijn levensgang heeft moeten bepalen. Uit de bekende Rotterdamsche handelsdynastie gesproten, wijdde hij zich aanvankelijk ook aan de commercie. Maar zijn roeping riep hem naar geheel andere levensge - bieden : hij zocht en vond inde kunst en in haar historie de levensvulling, die de handel hem niet vermocht te schenken. Op reeds wat rijperen leeftijd ging hij studeeren, veelal in het buitenland; ook daardoor won hij die veelzijdigheid, die zoo bijzonder treffend was in dezen man van studie. Hij zag inde kunst een ge - heel, waarvan de verschillende facetten op zichzelf stellig belangrijk waren, maar die toch altijd in verband met elkander moesten worden bezien. Zoo veelzijdig als zijn geest was, was natuurlijk ook zijn omgang en vooral ook zijn onderwijs. Daarbij Was hij ook een man van scherp inzicht en daardoor ook van practisch handelen. In het kunsthistorisch instituut in het museum Willet heeft hij een wetenschappelijk seminarium opgebouwd, dat van steeds grooter waarde zal blijken voor de univer - siteit. En in onze zuster-vereeniging het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap wist hij een aantrekkelijk milieu te scheppen voor velerlei beoefening van kunst en wetenschap. Hoewel prof. Hudig nimmer in eenige bijzondere betrekking heeft gestaan tot het genootschap Amstelodamum, mag in ons maandblad een herinneringswoord aan zijn nobele persoonlijkheid niet ontbreken. Wij gedenken in hem den Amster - dammer, die pal stond voor de zoo dikwijls bedreigde schoonheid van onze prachtige, edele stad. Wij gedenken ook den man, met wien ons bestuur juist in deze dingen zoo menigmaal op de meest aangename en deskundige wijze mocht samenwerken. Dok in onzen kring zal prof. Hudig niet worden vergeten. H. Brugmans. het gedenkteeken yoor vondel inde nieuwe kerk. In 1772 heeft het Genootschap Diligentiae Onmia den daar thans nog aanwezigen gedenksteen op het graf van Vondel inde Nieuwe Kerk geplaatst. Mej. Leonie van Nierop vond in het Gemeentearchief het stuk, waarin het genoot - schap aan de stedelijke overheid vergunning vraagt tot plaatsing ervan te mogen °vergaan. Wij zijn er haar dankbaar voor, dat zij deze vondst ter publicatie aan ons Maandblad heeft willen afstaan en verleenen er gaarne plaats aan in dit Vondel-jaar. Aan de edele grootachtbaare heeren burgemeester en en regeerders der stad Amsterdam. Deven met schuldigen eerbied te kennen de ondergeteekende, uitmaakende het genootschap ter bevorderinge der Nederduitsche taal- en dichtkunde binnen deeze stad, sedert eenige jaaren opgerecht en tot zinspreuk voerende Diligentiae omnia: Dat zij, in aanmerking genomen hebbende de uitneemende diensten in der tijd a an de Nederduitsche taal en dichtkunst door den dichter Joost van den Vondel beweezen, en aangespoord zijnde door het voorbeeld van verscheiden natiën '— waaronder ook de Nederlandsche —, die getracht hebben de gedachtenis van beroemde en groote mannen na hunnen dood door grafteekenen te vereeren, en daar - door de zucht om dezelven na te volgen inde nakomelingen aan te kweeken te r aaden waaren geworden een diergelijke gedenkstuk ter gedachtenisse van den- Zolven Joost van den Vondel binnen deeze stad inde Nieuwe Kerk en zo nabij 65