Tekstweergave van GA-1937_MB024_11060

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Apr. 1937 schoon zij over nr. 4 en nr. 8 hebben gerefereerd, hebben het overzien, aan de Monumentencommissie, V, 2 (1928), is het (nr. 619) weliswaar niet ontgaan, maar op haar beurt heeft zij de voorstelling niet begrepen: „halsgevel, 2e kwart der 18e eeuw, met bergsteenen vleugelstukken en fronton, waarin een paard”. Geen gewoon paard echter, zooals men dat bijv. ziet Kalverstraat 156 en Reguliersbreestraat 44 en 46, maar eendoor zijn eenen hoorn gekenmerkte, galoppeerende eenhoorn. Vermoedelijk is het huis indertijd dooreen drogist of apotheker gesticht en met het merk van zijn beroep gekroond. En éen zeldzaamheid sinds eenige jaren is onze stad zelfs een exemplaar rijker geworden, en wel ten gevolge van de annexatie van Watergraafsmeer in 1921. Wie langs den Ringdijk wandelt, treft daar op nr. 58 a te midden van een mengelmoes van bouwtranten, zoo de moderne huizen van de recente op den Ringdijk uitmondende Willem Beukelszstraat eenerzijds en de Meersche klein - burgerlijke plattelandshuisjes anderzijds, de ouderwetsche boerderij aan met het opschrift „De vergulden (sic) Eenhoorn” , met gevelsteen en al. De officieuse en officieele documentatie schiet ook hier te kort: van Arkel en Weissman, die de Watergraafsmeer in stuk V (1902) p. 24 hebben behandeld, hebben ook dit belangwek - kende gebouw overzien, en de Monumentencomm. in deel V, 1 (1921) p. 338 insgelijks. Van welke ideologie nu zijn deze beide, om zoo te zeggen, nog levende Eenhoorn - huisemblemen de afstraling en welken inhoud belichamen zij? Er heerschte een inde oudheid wortelend, door de gansche middeleeuwen zich uitstrekkend en tot ver inde 18e eeuw reikend Europeesch bijgeloof aan het bestaan van den unicornu, het vurige en vlugge paard, welks horen, als drinkbeker of als amulet gehanteerd of in zijn bestanddeelen opgelost, vrijwaarde tegen letsel, ziekte en vergif (vgl. O. Abel, die vorweltlichen Tiere in Mdrchen, Sage u. Aberglauhe, Karls - ruhe 1923 p. 44 —54). *) Vandaar, dat èn brouwers èn drogisten als symbool van hun bedrijf den eenhoorn kozen. Wie slechts de enorme menigte titels van vergeelde en verbleekte werken over het monstrueuse dier uit vroeger eeuwen, gelijk zij in het art. Monoceros in Roschers Ausf. Lexikon der gr. u. röm. Mythologie 11,2, 3203 (1897) worden opgesomd, 2 ) doorloopt, ervaart, welk een plaats het wonderdier inden gedachtenkring van vroegere generaties heeft ingenomen. Onwrikbaar en onvoorwaardelijk was het geloof aan de berichten er omtrent uit de oudheid, en wel verre van die overlevering kritisch te bezien (Abel p. 53 vg.), trachtte men haar realiteit te bewijzen en te bevestigen door willekeurig of mis - leidend materiaal als werkelijke overblijfselen van den in levenden lijve nimmer aanschouwden viervoeter te bestempelen. De middeleeuwsche traditie berust hoofdzakelijk op mededeelingen bij Aristoteles, Plinius en Aelianus (vgl. het art. Einhorn van M. Manitius in Pauly—Wissowa, RE. des klass. Alt. vol. V [1903] p. 2114), waarin weer twee elkaar kruisende richtingen of wederkeerig aanvullende tendenties te herkennen zijn (vgl. het art. Einhorn van H. Güntert in Handwörterb. des deutschen Aberglaubens II (1929, ’3O) p. 708 —711). 3 ) b Wissen und Wirken VIII, Einzelschriften zu den Grundfragen des Erkennens und Schaffens. 2 ) Ontleend aan C. Cohn, zur literarischen Geschichte des Einhorns, 2 vols., 1896 —1897. 3 ) Inde andere traditie, waarvan bij Aelianus eveneens een neerslag te vinden is, is reeds iets omtrent den neushoorn in Indië verwerkt, hierop ga ik nu niet nader in. 60