Tekstweergave van GA-1937_MB024_11056

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSïELOUAMUM Apr. 1937 de aandacht op vestigde, dat het den 28en Maart daaraanvolgende tweehonderd jaar geleden zou zijn, dat Jan van der Heyden overleed. Op zijn voorstel is toen de gedachtenis aan dezen verdienstelijken Nederlander verlevendigd door de plaatsing vaneen gedenksteen in het gebouw aan de Koestraat No. 5, waar Van der Heyden de laatste dertig jaar van zijn werkzaam leven heeft gewoond en dat in gebruik was als openbare lagere school. Het staat thans leeg, vermoedelijk als gevolg van de city-vorming, en wie inde afgeloopen maand een pelgrimstocht naar de Koestraat heeft gemaakt, zal gezien hebben, dat de steen helaas reeds meer in staat van verval verkeert, dan men na een zoo betrekkelijk kort tijdsverloop zou mogen verwachten. Misschien dat de Gemeente hieraan iets kan en wil doen. De steen is 28 Maart 1912 door prof. dr. H. Brugmans, ook destijds reeds onze voorzitter, aan Burgemeester Röell, als vertegenwoordiger van het Gemeente - bestuur van Amsterdam, overgedragen. Die plechtige overdracht geschiedde, in tegenwoordigheid vaneen aantal belangstellenden, inde ruime gymnastiekzaal der school, waar verschillende herinneringen aan Jan van der Heyden waren samen - gebracht. De overdracht werd geboekstaafd in eene oorkonde in duplo, waarvan honderd afdrukken waren gemaakt, die aangeboden werden aan allen, die tot het welslagen van het plan hadden medegewerkt. Het waren verschillende ver - cenigingen en een aantal particulieren, waaronder afstammelingen der familie Vander Heyden. Het borstbeeld, gemaakt naar ontwerp van ons toenmalig bestuurs - lid, den architect G. van Arkel, vertoont het beeld van Jan van der Heyden, den kop met den breedgeranden hoed, zooals wij die uit de gravure van Houbraken kennen. Het onderschrift luidt: „Hier woonde en werkte Jan van der Heyden van 1681 tot zijn dood, 28 Maart 1712”. Aan den avond van den gedenkdag had in Odéon een zeer druk bezochte samen - komst plaats, waarin achtereenvolgens gehandeld werd: door dr. Joh. C. Breen over het leven van Vander Heyden, door den heer C. G. ’t Hooft over Vander Heyden als schilder en door den Commandant der Brandweer, den heer J. Meier, over de beteekenis van Vander Heyden op het gebied van het brandwezen. Men vindt den tekst van die verhandelingen, evenals het verslag van het verloop der plechtigheden, in het elfde Jaarboek van ons Genootschap, voor zoover betreft de mededeelingen der heeren Breen en Meier. Op voorstel van ons bestuurslid, den heer E. W. Moes, werd een achttal door Vander Heyden geschilderde Amster - damsche stadsgezichten gereproduceerd en ineen album verzameld, met de door den heer ’t Hooft gehouden rede als tekst. Dit album, dat zeer inden smaak viel, is uitverkocht; het Jaarboek is, voor zoover de voorraad strekt, nog verkrijgbaar. De thans in het Amsterdamsch Historisch Museum (Sint Anthonies Waag) gehouden tentoonstelling betreffende Jan van der Heyden, (die nog tot 12 April openblijft), dient, naar men weet, ter viering van den SOOsten geboortedag van dezen technicus vol vernuft, die tegelijk een schilder vol charme was. Voor deze tweede tentoon - stelling in het verbouwde Waaggebouw tentoonstelling, die ontsproten is aan het initiatief van mr. A. C. van Eek, afstammeling van Jan van der Heijden en schrijver van de inleiding tot de tentoonstelling, welke in het vorige nummer (blz. 33) verscheen - was, in tegenstelling met de vorige maal, wel een catalogus verschenen, die bovendien geïllustreerd was. Trouwens, er is ditmaal een waarborgfonds bijeen - gebracht, waartoe ook ons Genootschap heeft bijgedragen. Ook in ander opzicht werd bij de totstandkoming ervan veel medewerking ondervonden. Er w r as bereid - heid van musea en verzamelaars, van wie in het bijzonder vermeld worden de heeren mr. A. C. van Eek en J. Goudstikker. En ook het buitenland heeft niet geaarzeld, naar de conservator der Gemeentelijke musea, dr. J. Q. van Regtercn Altena, in het \ oorwoord van den catalogus schrijft, eenige van Vander Heydens’ indruk - wekkende groote stadsgezichten, zooals die in Nederland niet meer te vinden zijn, aan Amsterdam toe te vertrouwen, terwijl uit Nederland zelf nagenoeg alle stukken, welke in staat zijn van zijn veelzijdig oeuvre een beeld te geven, samengebracht konden worden. 56