Tekstweergave van GA-1937_MB024_11051

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Apr. 1937 AMSÏELODAMUM J°e dat luidde, wist hij niet, maar hij haalde een papiertje voor den dag en daarop stond, zooals ik reeds vreesde, dat ellendige: „Ende desespereert nimmer!”,,Nee, •mcobs, dat mag je niet doen, hoor, want het is niet echt en Coen heeft het nooit geschreven!” Ik poogde het hem uitte leggen, maar hij wilde er niet van hooren; .1 had alleen uitte voeren, wat hem was opgedragen. Daarvoor moest ik bij Berlage Zl jn. Zoo gauw ik maar kon,ging ik daarop naar de directiekeet en, gewapend met een deel van De Jonge’s „Opkomst”, kwam ik bij Berlage op audiëntie. Ik vertoonde hem den beroemden brief van Coen en zijn Raden, geschreven aan de Bewindhebbers ( 'P 29 September 1618, in het schip ’t Wapen van Amsterdam” voor het belegerde •hieatra, met de kernachtige woorden: ~Dispereert niet, ontsiet uwe vijanden niet, .er en is ter werelt niet dat ons kan hinderen, noch deeren, wandt Godt met ons en trect de voorgaende misslagen inn geen consequentie, want daer can in Indien 7üc !'t groots verricht worden'”. In mijn ijver betoogde ik, dat het een schandaal zou jll'h als dat akelige „Ende desespereert nimmer” onder het beeld kwam te staan, riet was maar al te veel misbruikt en er was zelfs een heele roman in twee deelen ° n der dien titel inde wereld gebracht. Berlage hoorde mij kalm aan. Hij zei, dat ik " el gelijk zou hebben, maar hijzelf kon en wilde niets beslissen. Hij had immers de /,or g voor alle opschriften van de Beurs opgedragen aan Albert Verwey. Inderdaad, 51 de groep ter linker de architect Berlagc niet vrouw en zoontje; achter hen staande de dichter Albert Verwey; rechts dc Balhian Verster en Gos. de Voegt.