Tekstweergave van GA-1936_MB023_09148

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Dec. 1936 legateert hij aan zijn behuwdzoon mr. Thomas Schippers, Koopman, Fiscaal en Cassier te Mallacca een obligatie groot 3000 Rijksdaalders, als deze bij zijn overlijden nog niet zou zijn afbetaald en aan de kinderen van zijn neef Jan Hudig, inleven koopman te Rotterdam, met name Hester, Ferrand en Hendrik Hudig, tezamen 10.000 Rijksdaalders. Voorts institueert hij als universeele erfgenamen ~sijne ge - samentlijke crediteuren uit Vaderland omme bij deselve pond ponds gelijke ende naer advenant een ijders aandeel getrocken ende genooten te werden”. Vier dagen na zijn overlijden wordt ten sterfhuize een inventaris van den boedel opgemaakt. Hieruit blijkt, dat Archer geen vaste goederen heeft nagelaten, terwijl zijn inboedel er op wijst, dat hij op vrij eenvoudigen voet te Batavia geleefd moet hebben. Slechts een voorraad van 180 flesschen wijn en een zeer groot aantal bussen thee doen vermoeden, dat voor den inwendigen mensch wel gezorgd werd. Ook het aantal lijfeigenen (5 jongens, waaronder 1 gehuwd met 2 kinderen) wijst niet op een grooten staat, zoodat de conclusie niet ongewettigd is, dat Archer bewust getracht heeft voor zijn crediteuren in het vaderland nog zooveel mogelijk bijeen te vergaren. De nalatenschap bestaat in hoofdzaak uit schuldvorderingen, voor - namelijk op Compagniesdienaren, door mij becijferd op een totaal van circa 32.000 Rijksdaalders en op een Chineeschen handelaar te Canton, groot ruim 11.000 th. Voorts blijkt, dat hij in rekeningcourant stond met Roeland van Thiel, Coopman tot Amsterdam, bij wien hij een saldo aanhield. Curiositeitshalve wil ik nog vermelden, dat Archer op 25 Februari 1747 deelnam ineen drietal tontines ten behoeve van den bouw vaneen Luthersche Kerkte Batavia en wel voor 500 Rijksdaalders op het leven van Louis Dauphijn van Frank - rijk, geb. 4 September 1729, f 1767, voor 500 Rijksdaalders op het leven van Louis XV, Koning van Frankrijk, geb. 15 Febr. 1710 en voor 500 Rijksdaalders op het leven van Prins Willem Augustus, Hertog van Cumberland, geb. Londen 26 April 1721, t 1766. Dat het tenslotte bijna 60 jaar geduurd heeft, voordat de crediteuren of hunne erven in totaal nog geen 25 % van de hun toekomende penningen terug ontvingen, behoeft geen verwondering te wekken als men bedenkt, dat een groot deel der debiteuren bij het openvallen der nalatenschap in China verblijf hield of zeilende was, zoodat de invordering der uitstaande bedragen niet eenvoudig geweest zal zijn. Opmerkelijk is nog, dat crediteuren blijkbaar geen bezwaar hebben gemaakt tegen de uitkeering der hierboven vermelde legaten, die toch een vrij aanzienlijk deel van het actief uitmaakten. Ik heb van eenige moeilijkheden in dit opzicht althans niets kunnen vinden. del Campo Hartman. TWEE BEBOUWEN EN EEN HEK. Ons medelid, ir. Bardet, heeft, in onze jaarvergadering, de aandacht gevestigd op een paar merkwaardige oude gebouwen hierterstede, die min of meer in staat van verval verkeeren: dat van de Admiraliteits-lijnbaan aan de Oostenburgergracht en de stal van het Oudezijds Huiszittenhuis aan den Zeeburgerdijk. Ook het fraaie smeedijzeren hek van ~Amstelrust” aan den Amstel- dijk, het laatste van dien aard hierterstede, is slecht onderhouden. De heer A. E. d’Ailly, oud-lid van ons Bestuur, spreekt in zijne „Wandelingen om Amsterdam” het aardige boekje, dat een paar jaar geleden door den A. N. W. 8., Touristenbond voor Nederland, in samenwerking met ons Genootschap, is uit - gegeven, vaneen grooten en zeer soliede gebouwden stal. Sinds dien heeft de beruchte tand des tijds echter zeer aan het historische gebouw geknaagd, zoodat het twijfel - achtig schijnt of herstel mogelijk is. Inden gevel is nog altijd een gebeeldhouwde gedenksteen aanwezig, die de wapens van zes regenten van dit Godshuis, zoomede het stadswapen, voert. Het opschrift is grootendeels onleesbaar geworden. Niet alleen de sta! maar ook de voormalige herberg op den dijk, (nu geheel in beslag genomen door den quarantaine-dienst), vanwaar men eenmaal een fraai uitzicht 148