Tekstweergave van GA-1936_MB023_09130

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Nov. 1936 DE SCHOTTEN ZIJN WEG! Er gebeuren op het oogenblik groote dingen in het Paleis op den Dam, het Paleis- Raadhuis. Zonder dat het groote publiek er ook maar iets van vernam zelfs de pers was er tot de helft van de vorige maand gansch en al onkundig van is de Rijks-commissie voor de uitwendige restauratie van het Paleis, zooals haar naam luidt, nu ook inwendig op groote schaal aan het werk gegaan. Sedert korten tijd zijnde als marmer geschilderde houten schotten inde galerijen om de groote Burger - zaal en de beide binnenplaatsen, welke die galerijen in stukken verdeelden (in antichambres en salons), en die de weidsche perspectieven afsloten, verwijderd! t TV as ons medelid, de heer Sigmund Seeligmann, die er ons het eerst opmerkzaam op maakte. Hij had het heugelijke feit geconstateerd, toen hij als gewoon bezoeker een rondgang door het Paleis meemaakte en hij haastte zich ons deelgenoot te maken van het groote en goede nieuws. Inderdaad, dit is groot en goed nieuws! Dit is een pleister op de wonde van de overdracht van het Paleis-Raadhuis aan het Rijk. Men weet. dat de schotten uit den tijd van het koninkrijk Holland dagteekenden, toen Ziesenis van Bodewijk Napoleon de opdracht kreeg het door dezen als Paleis opgeëischte oude Stadhuis van Amsterdam, in te richten overeenkomstig de nieuwe bestemming. Het is ook bekend, op welk een délicate wijze Ziesenis zich van zijn opdracht kweet, met eerbiediging, zooveel mogelijk, van het historische bouwwerk. Daarvan legt o.a. het toen langs den voorgevel aangebrachte balcon getuigenis af; dit blijkt ook uit de wijze waarop de schotten bijna 130 jaar lang een doorn in het oog van alle bewonderaars van Jacob van Campen’s meesterwerk, werden aangebracht. Het is nu gebleken, dat er niets uit de marmeren wanden der galerijen is wegge - hakt, dat er niets aan veranderd is, om de schotten te plaatsen. Thans kan men dus weer vrijelijk den blik laten weiden tot inde verten der wit-marmeren galerijen toe. Vooral de inkijk inde hooge Burgerzaal is prachtig! En niet slechts de schotten zijn gesloopt, ook de houten bedekking van den mar - meren vloer der galerijen is verwijderd, evenals de spiegels, die de marmeren muur - nissen vulden. En hierbij blijft het nog niet! Reeds heeft de Rijks-commissie, als wier uitvoerder ir. de Bie Leuveling Tjeenk optreedt, vergunning gekregen om de leelijke geverfde glasdeuren, waarvan, eveneens in 1808, de openingen van de overwelfde galerij langs den Dam werden voorzien, weg te nemen. In deze galerij zullen de beide toegangsdeuren tot het gebouw, ter weerszijden van de Vierschaar, waarvan de zware duimen nog aanwezig zijn, weer worden hersteld. Men zal hiervoor waar - schijnlijk eopieën laten maken van de nog bestaande bronzen deuren van de Vierschaar. De poortvormige deuropening ter linkerzijde zal ietwat moeten worden bijgehakt, daar zich hier eene kleine zetting vertoont; de eenige in het bijna drie eeuwen oude gebouw! Ook de Vierschaar zelve zal onderhanden genomen worden. De spiegelruiten zullen verwijderd worden uit de raamopeningen, die licht geven op de daarachter gelegen hoofdtrap, en de verdwenen borstwering boven de kroon - lijst, welke kroonlijst gedragen wordt door de vier boetvaardige vrouwen als caryatiden, zal weer worden aangebracht. Oorspronkelijk is het hier een dichte muur geweest, maar betrekkelijk kort na de opening van het gebouw reeds werden die vensters om practische redenen, doorgebroken. In het boek van Danckertsz ziet men in die vakken nog schilderingen. (Zie de desbetreffende afbeelding in het artikel van den heer Noach: Een vergeten ontwerp voor het Paleis op den Dam, opgenomen in het 33ste Jaarboek.) Ook het akelige bessennat-kleurtje van den bovenmuur van de Vierschaar, dat daar vermoedelijk inden tijd van Bodewijk Napoleon werd op gebracht, toen deze plaats der aardsche gerechtigheid als hofkapel gebruikt werd, zal mettertijd wel verdwijnen. Wij hebben de Vierschaar ook al 130