Tekstweergave van GA-1936_MB023_09126

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Nov. 1936 werd ondervonden. Van den aanvang af heeft het streven voorgezeten, de uitbreiding der verzamelingen geleidelijk te doen plaats vinden, waarbij vooral werd gedacht aan materiaal, bijeen te brengen door den staf en de leerlingen van het Instituut en aan collecties, welke door ruil met andere geologische instellingen zouden worden verkregen. Van 143 personen en instellingen zoowel in Nederland als in het buiten - land werden geschenken ontvangen. Deze komen uit bijna alle landen van Europa en uit alle werelddeelen, o.a. uit Australië, Nieuw-Zeeland, Mexico, China, Japan, de Hawaii-eilanden, de Vereenigde Staten, Madagascar, Zuid-Afrika en vele andere meer. Hiertoe behooren b.v. een verzameling koper, lood en radiumhoudende ertsen van de Union Minière du Haut Katanga, de gesteenten van het Yellowstone National Park, de koperertsen van de Butte-mijn (Anaconda syndicaat), de zink - ertsen van New Jersey, een collectie ertsen en gesteenten van Transvaal, lava van Mauna Loa (Hawaii), een verzameling Nederlandsche zwerfsteenen etc. Architectonisch van belang is het beeldhouwwerk van Hildo Krop aan den buiten - gevel en de voorstellingen der opbouwende en der afbrekende krachten van de aardkorst inde hal op den beganen grond en op de eerste verdieping. EEN TEEKENAAR VAN OUD-AMSTERDAM. Prof. J. H. Jurees. Op tentoonstellingen van picturale kunst, zooals die van Arti, kan men geregeld romantische verbeeldingen zien, die eene sterke tegenstelling vormen, allereerst door de keuze van het onderwerp, met zoovele andere voortbrengselen van moderne kunst, in het bijzonder de producten van alle mogelijke „ismen”. Het zijn avon - turen van Don Quichotte, Bijbelsche tafreelen ook, werk steeds weer van den - zelfden schilder en teekenaar, die in dit opzicht zichzelf gelijk is gebleven en aldus een gansch bijzondere en eigen positie inde wereld der Nederlandsche schilderkunst van deze dagen inneemt: prof. J. H. Jurres, hoogleeraar in het teekenen aan de Rijks-Academie van Beeldende Kunsten te Amsterdam. Het is duidelijk: de dingen, waarnaar in ’t algemeen zijne gildebroeders in dezen tijd streven, lieten hem min of meer koel, zij het dan ook niet in die mate, waarin ze het Eugène Delacroix deden, die in zijn dagboek schrijft: ~J’ai nulle sympathie pour le temps présent; les idees qui passionnent mes contemporains me laissent absolument froid”. Van zijn jeugd af 1 ) heeft Jurres altijd eene voorliefde gehad voor fantastische en dramatische onderwerpen, misschien gedeeltelijk als gevolg van ’t feit, dat hetgeen hij in zijn jeugd op het gebied van beeldende kunst onder de oogen kreeg, de Bijbel en de Kruistochten van Doré waren, een meester, dien hij grenzenloos bewonderde. Begrijpelijk is, dat naderhand zijn bewondering naar anderen uitging, hoewel hij steeds een zwak voor Doré heeft gehouden. De schilders der late renaissance trokken hem geweldig aan en doen dit nog: Veronese, Caravaggio vooral, en de nog veel latere Tiepolo. Uitgezonderd Veronese zijn er zeker grootere dan deze te noemen, maarde neiging van Jurres ging nu eenmaal naar hen uit. Van deze schilders bewonderde hij vooral de scheppingsmacht, de inventie iets waaraan z.i. den laatsten tijd te weinig waarde wordt gehecht. Natuurlijk is —- aldus zijn gedachtengang ook bij het simpele stilleven sprake van vlakverdeeling en compositie, maar er is toch een groote afstand tussehen dit en de vindingrijkheid en het voorstellingsvermogen, die noodig zijn voor een schilderij als de „Noce de Cana” van Paul Veronese. Leonardo da Vinei meent: „La suprème part de I’art est I’inven - tion et Ia composition”. Welnu, deze twee dingen zijn het, die Jurres steeds het meest hebben bezig gehouden. ') Hij werd 17 Januari 1873 te Leeuwarden geboren, maar ging reeds op X3-jarigen leeftijd naar Amsterdam om de Kunstnijverheidsschool (boven ’t Museum) te bezoeken; zijne Verdere opleiding bepaalde zich tot een zevental avondcursussen aan de Academie. 126