Tekstweergave van GA-1936_MB023_09119
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Oct.
1936
AMSTELODAMUM
museum.
Vermoedelijk
is
de
drijfveer
voor
deze
uitgave
bij
den
uitgever
niet
dezelfde
geweest
als
die,
welke
nu
de
commissie
voor
het
jeugdwerk
van
het
Genootschap
Amstelodamum
aanzette
om
door
speciale
publicaties
bij
de
jeugdliefde
en
bewonde
-
ring
op
te
wekken
voor
de
schoonheden
van
Amsterdam,
waardoor
die
eerbied
za
ontwaken,
die
hen
later
inden
strijd
voor
het
behoud
van
het
bestaande
zal
sterken.
In
het
voorbericht
zegt
de
uitgever,
dat
hij
„eigenaar
geworden
zijnde
vaneen
stel
koperen
platen”
de
lust
niet
heeft
kunnen
weerstaan
om
deze
aan
de
jeugd
te
toonen.
Waarschijnlijk
zal
hij
echter
wel
gedacht
hebben,
dat
de
sterk
versleten
platen,
die
een
70-tal
jaren
te
voren
reeds
veel
verspreid
waren,
met
meer
geschikt
waren
voor
oordeelkundige
liefhebbers.
Daarentegen
getuigen
de
bijschriften
van
de
belangstelling
voor
deze
opdracht.
De
auteur
verschuilt
zich
achter
de
letters
J.
H.
S.
Mogelijk
een
zekere
J.
H.
Swildens,
die
in
1860
een
bijdrage
leverde
voor
de
publicatie
over
de
onderwijs-tentoonstellmg
te
Amsterdam
2
).
De
wijze,
waarop
de
tekst
gesteld
is,
zou
bij
de
tegenwoordige
jeugd
wel
niet
veel
bijval
vinden;
de
schrijver
spreekt
n.l.
zijn
lezers
steeds
met
„lievelingen”
aan.
.
,
,
Al
verkeeren
de
platen
ook
niet
meer
in
hun
oorspronkelijke!!
luister,
toch
geven
deze
18
prenten
van
W.
Writs
en
Jacob
Cats,
naar
teekenmgen
van
den
eerst
-
genoemde
en
naar
Jan
de
Beijer,
afbeeldingen
te
zien,
die
onze
moderne
droge
photomechanische
reproducties
in
gevoeligheid
verre
overtreffen.
Ik
moet
hieraan
toevoegen,
dat
deze
uitgave
zeer
boven
de
meeste
voor
de
jeugd
bestemde
plaat
-
werken
uit
het
eerste
kwart
der
negentiende
eeuw
uitsteekt.
De
volks-
en
kinder
-
prenten
uit
dien
tijd
waren
meest
van
inferieure
kwaliteit
en
de
hiervoor
somtijds
gebruikte
oude
blokken
meestal
zoo
afgesleten,
dat
zij
op
hun
oorspronkelijke
kunst
-
waarde
geen
aanspraak
meer
konden
maken.
Afgebeeld
zijnde
Korenbeurs,
de
Haringpakkers-,
Montelbaans-,
Jan
Rodenpoorts-,
Reguliers-
en
Schreijerstoren,
de
Doelen-
en
Halvemaansbrug
en
het
Leprozen
-
huis
Voor
de
beschrijving
van
het
Leprozenhuis
zijn
nog
bijgevoegd
afbeeldingen
van
schilderijen
van
F.
Rol,
de
regenten
van
het
Leprozenhuis
en
van
Adriaan
van
Nieuwlandt,
Koppermaandagoptocht
op
den
Dam;
resp.
door
Reimer
Vmkeies
en
Simon
Fokke
in
prent
gebracht.
De
samensteller
behoeft
gelukkig
niet
dikwijls
te
treuren
over
verdwenen
monu
-
menten
en
waar
dit
een
enkele
maal
vermeld
wordt,
zooals
b.v.
bij
de
Waag
op
den
Dam,
gaat
hij
er
zonder
verderen
commentaar
aan
voorbij.
Waar
het
te
pas
komt,
vertelt
hij
het
een
en
ander
uit
het
leven
van
die
dagen;
zoo
wijdt
hij
een
heel
stuk
aan
de
organisatie
van
de
brandwacht,
die
hij
zoo
uitnemend
vindt,
dat
groote
branden
veelal
voorkomen
zullen
worden.
Aardig
is
het,
hoe
hij
vertelt,
dat
de
brandwachts
en
ook
de
„Waalredders”,
die
de
groote
schepen
m
de
Waaien
bewaakten,
om
het
halfuur,
hetzij
met
trompetgeschal,
hetzij
door
het
luiden
van
klokjes,
toonen
moesten,
dat
zij
hun
post
waarnamen.
Primitiever,
maar
m
wezen
weinig
verschillend
van
het
tegenwoordige
klokkensysteem
van
de
nachtwakers
m
de
groote
gebouwen.
.
De
uitgever
had
het
plan,
indien
deze
publicatie
succes
had,
meerdere
series
te
laten
volgen.
Het
is
mij
niet
bekend
of
dit
gebeurd
is.
Wel
weet
ik,
dat
m
het
eerste
kwart
van
de
negentiende
eeuw
meer
kinderboekjes
m
betrekking
tot
Amsterdam
verschenen
moeten
zijn,
daar
ik
ook
inde
Bibliotheek
van
het
Komnkhj
uc
ki
kundig
Genootschap
een
dergelijk
boekje
over
Amsterdam
uit
het
jaar
1820
aantro
,
welk
boekje
echter
slechts
met
een
plattegrond
geïllustreerd
was.
Marjorie
H.
Boïïenheim
119