Tekstweergave van GA-1936_MB023_09117
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Oct.
1936
AMSTELQDAMUM
Zonder
commentaar,
daar
de
acte
uit
het
Haagsche
notarieele
archief
voldoende
voor
zich
zelf
spreekt,
doe
ik
deze
hier
in
afschrift
volgen.
Den
Hen
Meij
1796
compareerde
voor
mij,
Adrianus
van
Wijck,
openbaar
notaris
in
’s-Hage
resideerende
enz;
De
Weled.
Heer
Robert
Voute,
voorheen
gewoond
hebbende
te
Amsterdam,
doch
thans
wonende
alhier
inden
Hage,
mij
notaris
bekend,
Te
kennen
gevende,
den
Heer
comparant,
dat
wijnige
daagen
na
het
intrecken
der
Fransche
ïroupes
binnen
Amsterdam
en
dus
kort
na
de
omwending
der
zaaken
m
deese
Repubhcq
hij
aan
-
gesprooken
werd
door
de
heer
Paulus
Faaij,
dewelke
een
reeks
van
jaaren
op
het
Comptoir
van
de
Heeren
Hope
en
Comp
als
een
vertrouwens
commis
had
getun
-
geerd,
dewelke
hem
heer
comparant
vertoonde,
dat
gemelde
Heeren
Hope
&
Comp
voor
hun
vertrek
aan
hem
Paulus
Faaij
in
mondelinge
last
hadden
overgelaaten
de
maniantie
van
alle
hunne
lopende
zaaken
en
hem
hadden
aangeweezen
eenige
Persoonen,
die
aan
hem
sonde
besorgen
de
fondsen,
welke
hij
nodig
mogt
hebben
om
alle
opkomende
pretensien
ten
lasten
van
hun
Huijs
van
Commercie
te
kunnen
voldoen.
Dat
de
gevolgen
der
toenmalige
omstandigheden
zoo
aanmerkelijk
veel
fondsen
eensklaps
tot
dat
eynde
vereyschte,
dat
deese
persoonens,
welke
hem
m
zodanig
geval
zoude
adsisteeren,
door
vecle
zwarigheden
m
hun
voorneemen
belet
wierden
en
hij
Paulus
Faaij
daardoor
gebragt
was
in
zulke
groote
verleegenheid,
dat
hij
de
goede
diensten
en
de
adsistentie
van
den
Heer
Comparant
reclameerde.
Dat
hij
heer
comparant
uit
deese
declaratie
bemerkende
dat
de
val
van
dit
Huis
van
Commercie
onvermijdelijk
was,
indien
er
geen
zorge
gedraagen
wierd
om
het
voor
te
koomen,
dooreen
gesprek
met
de
Representanten
van
het
fransche
Volk
welke
toen
in
het
Huis
van
gemelde
Heere
Hope
hunnen
mtrek
hadden
genoomen,
vernam,
dat
deselve
alle
consideratien
voor
het
Comptoir
van
de
Heeren
Hope
&
Comp
zoude
in
agt
neemen
en
ook
door
hunnentweegen
ordre
wierden
gesteld
om
hetzelve
comptoir
vrij
en
onverhindert
te
laaten.
En
voorts
van
verschijde
leeden
van
de
toenmalige
Municipaliteit
van
Amsterdam
vernomen
hebbende,
dat
het
hun
aangenaam
zoude
zijn
indien
de
lopende
zaaken
van
dat
huis
ongestoord
koude
voortgaan
dewijl
alsdan
de
ingezeetenen
deeser
Landen
op
de
betalingen
doordat
Huijs
van
Commercie
aen
hun
te
doen
niet
zouden
werden
benadee
.
Dat
hij
heer
Comparant
al
verder
verneemende,
dat
indien
het
Huijs
van
de
Heeren
Hope
&
Comp
gebragt
wierd
in
staat
van
surcheance
en
met
betaalen
moest
op
-
houden,
zulx
dan
aan
zeer
veele
Renteniers
schadelijk
en
aan
deese
Repubhcq
een
onmeetbaar
nadeel
zoude
toebrengen.
Uit
al
welke
reedenen
den
Heer
Comparant
besloot
om
de
gemelde
1
aulus
faaij
te
assisteeren
en
hem
de
noodige
penningen
te
besorgen,
nuts
den
selven
hem
heer
comparant
beloofde
om
zig
ten
zijnen
opsigte
te
gedragen,
gelijk
het
een
vertrouwd
commis
betaamd
en
zoo
als
hij
tot
nu
toe
de
Heeren
Hope
&
Comp.
had
bediend.
Dat
hij
heer
comparant
vervolgens
met
gemelde
Paulus
Faaij
alle
zaaken,
we
cc
het
Huijs
van
Negotie
van
de
Heeren
Hope
&
Comp.
aangegaan
hebben
en
nog
aangaan
zodanig
heeft
doen
afloopen
en
noch
laat
voortgaan,
dat
alle
de
Eajndens,
welke
hij
heer
comparant
zich
konde
voorstellen
bereikt
zijn
geworden.
Dat
den
heer
comparant
zig
nu
verpligt
vindende
eene
reijze
buiten
s
hands
te
doen,
welke
al
wederom
ten
nutte
van
zeer
veele
renteniers
binnen
deeze
landen
door
hem
werd
ondernomen,
nu
niet
verder
in
persoon
kan
blijven
waarnemen
de
directie
inde
zaaken
van
de
voorn.
Heeren
Hope
&
Comp
dan
daar
hij
comparant
door
het
voorleedene
zig
in
veele
zaken
dat
huijs
betreffende
min
of
nieci
gicng
geert
vindende
en
begeerende,
dat
deese
zaaken
op
de
door
hem
ingestelde
schi
kingen
zullen
voortgaan,
zoo
verklaarde
den
Heer
comparant
bij
deesen
te
consti
-
tueeren
en
magtig
te
maaken
de
Heeren
H.
...
A.
...
Insinger
en
Jan
Jacob
Voute
Junior
beide
wonende
te
Amsterdam,
te
samen
en
ieder
van
hun
m
t
particulier,
Generalijk
om
geduurende
zijne
voorsz
uitlandigheid
en
afweesenheid
117