Tekstweergave van GA-1936_MB023_09116

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Oct. 1936 VERMOGENSTOESTAND DER AMSTERDAMSCHE JODEN IN DE ZEVENTIENDE EN ACHTTIENDE EEUW. Over dit belangrijke onderwerp plaatste de heer A. M. Vaz Dias, dien onze leden uit het jaarboek kennen, een studie in het Tijdschrift voor Geschiedenis van April (51, 2). Zijn resultaten berusten op de drie belastingkohieren, die wij uit boven - genoemde eeuwen hebben, dat van den 200stcn penning van 1631, dat van denzelfden penning van 1674, dat van de personeele quotisatie van 1743; het behoeft geen betoog, dat deze kohieren voor de kennis van den welstand der Amsterdamsche bevolking op genoemde tijdstippen van zeer groote waarde zijn; daarnaast gaven de boeken van de wisselbank belangrijke gegevens in deze materie. Wanneer de heer Vaz Dias spreekt van den vermogenstoestand der Joden, wil dat natuurlijk niet zeggen, dat alle Joden vermogend waren. Integendeel, er waren zeer veel armen onder hen, die vooral op Marken in ellendige verhoudingen leefden. Marken was oorspronkelijk de buurt der scheepswerven; toen deze naar Kattenburg werden verplaatst, werd deze buurt door de overheid voor het bouwen van woningen voor de armen bestemd. Er kwam één lange, smalle straat, met aan beide zijden tusschen de huizen telkens weer een steegje of gangen. Deze gangen, die dikwijls zoo smal waren, dat twee menschen ternauwernood naast elkander konden loopen, waren volgebouwd met de meest schilderachtige bouwsels, van boven tot onder verdeeld in krotjes en kamertjes, die voor eenige stuivers per week werden verhuurd. Hier huisden op blinde achterkamers, in kelders, drijvende in het grondwater, op schavotjes en insteekkamertjes en onder de hanebalken honderden groote en kleine gezinnen; duizenden menschen. Hier was Heyermans’ Diamantstad. Daartegenover de vermogenden, wier namen inde kohieren zijn te vinden en wier bedrijf gewoonlijk ook wel te vinden is. Er zijn onder hen de zeer ver - mogenden van de Nieuwe Heerengracht; de huizen staan er nog, waar de rijke Portugeesche Joden van dien tijd woonden: Mozes de Chaves, David Mendes Silva, Abraham Teixeira de Mattos, Manuel Curiel, David Ximenes en anderen. Dat waren de mannén, die „eigen gerei” hielden, dus eigen equipage en ook gewoonlijk een buitenplaats. Maar natuurlijk waren tusschen rijken en armen groote groepen menschen van allerlei economische formatie: in 1743 waren er van 552 aangeslagen Joden 110 renteniers, 96 kooplieden, 100 beunhazen, 40 wisselaars, 23 juweliers, 12 geneesheeren, 16 katoenhandelaars, 10 theekooplieden, 10 tabaks - winkeliers, 10 tappers, 20 makelaars en vele anderen. Er is één cargadoor, één verlakker, één boekdrukker, één schoolmeester en één snijder van hoenders. Voor meerdere bijzonderheden mogen wij naar de studie van den heer Vaz Dias verwijzen. H. B. EEN ACTE OVER DE MOEILIJKHEDEN, WAARIN HET HUIS HOPE & COMP. IN 1796 VERKEERDE. Zeer schaarsch zijnde bekende documenten, die eenig licht geven over het destijds zoo beroemde Bankiers- en Handelshuis Hope & Comp. te Amsterdam, dat nog steeds bestaat. Met een zekere angstvalligheid is door hen, die daartoe in staat waren, steeds vermeden een geschiedenis of fragmenten daarvan te schrijven en uitte geven. De enkele acten, die dr. van Dillen het licht deed zien, zijn slechts een aanwijzing evenals die, welke ik hieronder het genoegen heb te kunnen publiceeren. Wel is het archief van Hope & Co. sedert korten tijd gedeponeerd inde bibliotheek van het Historisch-Economisch Archief te Amsterdam, maar slechts voor het persoonlijk gebruik van den Directeur Prof. Mr. N. W. Posthumus, zooals deze mij berichtte. Verwacht kan dus wel worden, dat in afzienbaren tijd een studie van diens hand het licht zal zien. 116