Tekstweergave van GA-1936_MB023_09113
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Oct:
1936
AMSTELQDAMUM
üh
NIEUWE
KERK,
strijd
om
den
voorrang
met
de
Oude
Kerk.
Het
Jaarboek
der
Ned.-Herv.
Gemeente
te
Amsterdam
en
der
randgemeenten
Watergraafsmeer,
Sloten,
Sloterdijk
en
Burgerdam,
over
1936—1937,
bevat
een
tweetal
geïllustreerde
bijdragen
over
de
Nieuwe
Kerk
op
den
Dam;
een
van
de
hand
van
den
Gemeente-Archivaris,
onzen
secretaris
mr.
A.
Ie
Cosquino
de
Bussy,
die
uit
de
geschiedenis
van
de
kerk
vóór
de
Hervorming
vertelt
en
een
van
den
heer
J.
P.
L.
Petri
jr.,
kerkelijk
architect,
die
de
bouwkundige
zijde
behandelt.
In
zijn
als
immer
zorgvuldig-gestyleerd
artikel
geeft
de
heer
De
Bussy
den
tekst
Weer
van
het
stuk,
waarbij
de
bisschop
van
Utrecht,
op
15
November
1408,
het
volkrijk
Amsterdam
verdeelde
in
twee
parochiën
en
aan
de
vrome
burgerij
verlof
gaf
een
nieuwe
kerkte
bouwen,
op
een
plek
bij
de
Windmolenstraat,
welke
kerk
aan
O.
L.
Vrouwe
werd
toegewijd
(later
mede
aan
St.
Catharina).
Hij
bepaalde
er
echter
bij,
dat
de
St.
Nicolaaskerk
(de
Oude
Kerk)
altijd
de
eerste
en
moeder
-
kerk
zou
blijven,
zoodat
de
pastoor
der
nieuwe
kerk
zou
worden
benoemd
en
terug
-
geroepen
op
den
wenk
van
dien
der
oude
kerk
en
aan
dezen
ook
verantwoording
van
zijn
inkomsten
zou
zijn
verschuldigd.
Aan
die
bepaling
is
nooit
de
hand
gehouden.
In
1408,
toen
men
met
den
bouw
was
begonnen
en
nog
voordat
de
bisschop
zijn
bescherming
had
toegezegd,
had
de
graaf
van
Holland
reeds
bij
voorbaat
het
recht
der
pastoorsbenoeming
(die
van
de
Nieuwe
Kerk)
toegekend
aan
de
kapittelheeren
van
de
Hofkapel
te
’s-Gravenhage,
die
sinds
1373
hetzelfde
recht
bezaten
ten
opzichte
van
de
Oude
Kerk.
De
bisschop
van
Utrecht
had
deze
gift
nog
in
hetzelfde
jaar
1408
bevestigd
en
daarop
was
in
1413
zelfs
een
pauselijke
bekrachtiging
gevolgd.
Van
eenigen
invloed
der
moederkerk
wordt
niet
gesproken,
ook
niet
in
eemge
bepalingen,
die
het
stadsbestuur
kort
na
’s
graven
gift
aan
de
verhouding
van
beide
kerken
had
gewijd.
Als
later
de
kapittelheeren
hun
benoemingsrecht
uitoefenen,
zinspelen
zij
evenmin
op
den
pastoor
der
Oude
Zijde,
en
lieten
zij
diens
wenk
ot
hoofdknik,
waaraan
de
bisschop
dictatoriaal
gezag
had
toegekend,
ijl
en
krachteloos.
Ook
op
ander
gebied
blijkt
niet
vaneen
kerkelijke
meerderwaardigheid
der
Oude
Zijde.
..
.
Binnen
deze
kerkelijke
even
waardigheid
konden
de
pastoors
natuurlijk
vrij
en
eervol
wedijveren,
om
de
eigen
kerk
boven
de
andere
te
verheffen
in
glans
en
aanzien.
De
schrijver
gewaagt
in
dit
verband
van
het
telkenjare
wederkeerend
kiakee
tusschen
de
geestelijken
van
beide
Zijden
over
den
voorrang
bij
de
plechtige
Mirakcl
-
processie,
in
het
einde
der
vijftiende
eeuw.
Edeler
en
van
vrucht
rijker
was
de
onder
-
linge
strijd,
dien
de
beide
pastoors,
gesteund
door
hun
geestelijken
en
hun
leeken,
zonder
ophouden
voerden
om
in
pracht
en
praal
van
godshuis
elkander
te
overtreffen.
Gevolg
hiervan
was,
wat
de
Oude
Kerk
betreft,
de
bouw
van
den
in
1566
voltooiden
nieuwen
toren,
die
nog
heden
ten
dage
met
zijn
wel
afgewogen
verhoudingen
van
lichte
rankheid
en
hechte
structuur
een
plaats
van
wonderbare
bekoring
m
het
stadsbeeld
inneemt,
en
waarbij
het
kleine
torentje
van
de
Nieuwe
Kerk
m
het
niet
verzonk
en
verzinkt.
Een
hardnekkige
legende
wil,
dat
niemand
mmdei
dan
de
veelzijdige
Joost
Jansz
Beeltsnijder,
gezegd
Bilhamer,
de
ontwerper
van
dezen
toren
is
geweest.
Hoe
dat
zij,
Bilhamer
heeft
wèl
het
teere
en
sierlijke,
haast
coquette
bekkeneelhuisje
gebouwd,
dat
aan
de
oostzijde
van
de
Nieuwe
Kerk
bij
de
Graven
-
straat
verrees,
en
dat
als
tegenzet
van
geestelijken
en
parochianen
dier
kerk
tegen
den
nieuwen
toren
van
de
Oude
Kerk
moest
worden
beschouwd.
Bij
den
brand
dei
kerk
in
1645
werd
het
knekelhuisje
zoo
deerlijk
gehavend,
dat
het
kort
daarop
instortte.
,
Zoo
worstelden
de
Oude
en
de
Nieuwe
Kerk
om
den
prijs
der
schoonheid,
waarmede
zij
hoopten
ook
de
kroon
der
canonieke
meerwaardigheid
te
verwerven.
Inden
katholieken
tijd
kwam
deze
strijd
niet
tot
een
einde;
eerst
de
Gereformeerden
zouden
de
beslissing
brengen.
Officieel
werd
zij
toen
tot
hoofdkerk,
tot
Koningin
dei
Kelken,
verklaard.
113