Tekstweergave van GA-1936_MB023_09101
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Sept.
1936
AMSTELODAMUM
en
conservator
van
het
Gooische
Museum
te
Hilversum,
architect
Hamdorff,
den
bouwmeester
van
den
schaapskooi
en
de
scheperswoning
en
den
heer
Poortermans,
lid
van
de
z.g.
Natuurwacht
van
de
Vereeniging
„Vrienden
van
het
Gooi-reservaat
,
een
corps
vrijwilligers,
dat
een
wakend
oog
houdt
op
het
kostbaar
en
kostelijk
bezit
van
1700
H.A.
.
Mr.
A.
Ie
Cosquino
de
Bussy,
secretaris
van
ons
Genootschap,
heett
hen
allen,
vooral
den
heer
Burdet,
bij
het
afscheid,
op
humoristische,
maar
welgemeendewijze
dank
gebracht
voor
hunne
bemoeiingen
en
die
dank
was
dan
ook
welverdiend,
’t
Was
alleen
jammer,
dat
de
circa
150
deelnemers
aan
onze
excursie
zijne
woorden
niet
met
applaus
hebben
kunnen
onderstreepen,
wat
zij
zeker
zouden
hebben
gedaan,
als
die
woorden
tot
hen
hadden
kunnen
doordringen.
De
omstandigheden
brachten
echter
mede,
dat
zij
toen
alweer
in
hunne
wagens
zaten,
om
de
thuisreis
te
onder
-
nemen.
On
het
aansreeeven
uur,
te
half
een,
waren
wij
m
zes
bussen
van
Bergxnann
van
het
Fredenksplein
bij
het
Westeinde
vertrokken.
Daar
het
oude
Raadhuis
van
Hilversum,
waarin
het
Gooische
Museum
is
ondergebracht,
eerste
doel
van
onzen
tocht,
geene
voldoende
ruimte
biedt
voor
150
bezoekers
in
-
eens,
moesten
wij
ons
reis
-
gezelschap
daar
eerst
in
twee
groepen
verdeelen.
De
eerste
groep
ging
da
-
delijk
naar
binnen
om
de
verzameling
urnen
en
munten,
Gooisch
aarde
-
werk,
kleederdrachten
enz.
te
bezichtigen;
de
andere
steeg
dadelijk
weer
in
en
werd
naar
de
heide
inde
nabijheid
gebracht,
waar
de
kudde,
onder
geleide
van
den
ouden
schaapherder
Joost
de
Heus,
graasde.
Na
eene
korte
inleiding
door
den
heer
Burdet,
is
daar
ook
De
Heus
zelf
aan
het
woord
geweest,
om
eenvoudig,
onopgesmukt
en
min
of
meer
wijsgeerig,
zooals
een
natuurmensch
dat
kan,
te
vertellen,
welke
zorgen
zoon
kudde
zooal
vergt
en
van
de
moeite,
die
het
gekost
heeft
om
haar,
in
deze
betrekkelijk
drukke,
nieuwe
omgeving,
zoo
wel-gedisciplineerd
te
krijgen,
als
zij
toonde
te
zijn.
Vooral
de
tweede
groep
bezoekers
trof
het,
omdat
De
Heus
toen
zijne
kudde
naar
de
drinkplaats
moest
geleiden
en
men
er
getuige
van
was,
hoe
zijn
wakkere
hond
de
schapen,
die
gedeeltelijk
ineen
boschje
van
eikenhakhout
verdwenen
waren,
opzocht
en
bijeendreef.
Daarna
zag
men
den
herder,
die
natuurlijk
zijn
legendarischen
staf
inde
hand
had,
met
zijn
kudde,
over
de
golvende
Gooische
heide
inde
verte
ver
-
dwijnen,
eeuwige
figuur,
die
tob
dusver
alleen
nog
maar
in
onze
verbeelding
voort
-
leefde,
maar
die
nu
weer
voor
ons
oog
werkelijkheid
was
geworden.
Daarna
hebben
we
gezien,
waar
de
scheper
komt
te
wonen;
de
scheper
met
zijne
kudde.
Wij
bezochten
den
in
aanbouw
zijnden
schaapskooi
met
woonhuis.
Hier
gaf,
na
eene
meer
algemeene
uitlegging
weer
van
den
heer
Burdet,
de
bouwmeester,
architect
Hamdorff,
zelf
een
echt
Gooierskind,
gelijk
zijn
naam
verraadt,
eene
bouwkundige
verklaring.
Bij
den
schaapskooi
behoort
een
stuk
grond,
ommuurd
met
een
wal
van
plaggen,
die
zich
harmonisch
aanpast
aan
de
omgeving
en
bijv.
ook
de
101
Bij
den
schaapskooi.