Tekstweergave van GA-1936_MB023_09094

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Sept. 1936 zeldzame veelzijdigheid, een gelukkige combinatie van philoloog, historicus en geograaf, mogelijk nog wel meer. Met fijne scherpzinnigheid en warme toewijding heeft hij de meest uiteenloopende problemen aangevat en haast altijd een plausibele oplossing gegeven. Wie erbij tegenwoordig was, zal stellig nooit zijn diepe en fijne uiteenzetting vergeten, die hij op het Utrechtsche philologencongres van ecnige jaren geleden gaf, over eenige oden van Horatius; men kan veilig zeggen, dat deze rede het hoogtepunt van het congres is geweest. Wat daarbij ook in het bijzonder aantrok, was het zuiver menschelijke element daarin. Ook dat was voor Burger karakteristiek. Want hij was geen kamergeleerde inden engeren, ik zou haast zeggen, inden ongunstigen zin van het woord : voor hem waren wetenschap en leven in sterken samenhang: de wetenschap was voor hem de verklaring van het leven in zijn volheid. In dien geest zal ook Amstelodamum Burger blijven gedenken. H. Brugmans. ANTON W. M. MENSINGr f (27 Juni 1866—24 Juni 1936). Al had Mensing geruimen tijd geleden Amsterdam metterwoon verlaten en zich in Aerdenhout gevestigd en al was hij vóór eenige jaren van Aerdenhout naar Lausanne vertrokken, niemand zou hem het predikaat van Nederlander, veel minder dat van Amsterdammer en allerminst dat van Doelenstrater, omstreden hebben. Niet, dat hij daar inde Doelenstraat 16 —18 meestentijds verbleef; integendeel, de handel bracht hem naar buiten, binnen en over onze grenzen. Toen ik hem eens ertoe wilde bewegen te Bussum een voortbrengsel van oude kunst te gaan zien, antwoordde hij, dat dit hem niet gemakkelijk viel; daar passeerde hij in zijn bekenden open wagen hetzij ’s morgens vóór zonsopgang of ’s avonds na zons - ondergang. Maar wanneer een veiling inzicht was, was Mensing in volle kracht inde Doelen - straat. Ik weet niet, of hij in latere jaren nog den tijd had, de catalogi samen te stellen; maar wie in geheel Nederland was daartoe bevoegder dan hij met zijn universeele kennis op het gebied der kunst? Wanneer de tijd daar was voor de opstelling der te veilen goederen kon men Mensing’s krachtige, wat gedrongen figuur, in zijn stofjas gehuld, aantreffen, zijn orders gevend. Het resultaat dier opstelling kwam gedurende de kijkdagen onder de kritische blikken van honderden Amsterdammers en niet-Amsterdammers, voor wie een bezoek aan de zalen van Frederik Muller & Co. een gebeurtenis was, en onder hen zullen weinigen geweest zijn, die geen bewondering hadden voor de wijze, waarop hun alles werd voorgezet. En Mensing zelf bewoog zich te midden der kijkers, dan in deze dan weer in gene taal gesprekken voerend, gesprekken, die even onderhoudend waren als leerrijk. En dan de veiling zelve. Welk een voortreffelijk leider was hij daarbij, door zijn vlotheid en humor allereerst, die voorkwamen dat ze tot iets vervelends werd; maar hoe trof hij tevens door de uitgebreide kennis, waarvan hij blijk gaf, vooral, wanneer op een veiling van boeken of van platen eenige koop, wier inhoud hij zeker tevoren niet gezien had, hem zoo bijzonder bekend bleek te zijn, zoodra hij hem onder oogen kreeg. Verkoopprijzen van jaren her; biografische bijzonderheden overeen kunstenaar; de beteekenis vaneen extra-plaat ineen zeldzaam voorkomende uitgave van eenig boek en wat al niet meer, deelde Mensing dan, als ware het spelenderwijs, mede. Dan voelde men in hem naast den koopman den man van wetenschap. Zijn heldere kijk, zijn sterk geheugen, zijn encyclopedische kennis zouden hem, zoo hij de weten - schap als levensterrein had gekozen, ook daarin alle kansen van slagen hebben geboden. Maar zijn ongebreidelde aktiviteit bestemde hem toch allereerst voor den handel. En als kunstgeleerde kon men hem, die de kunstwetenschap zoo kon afstraffen, eigenlijk niet meer denken. Wanneer hij de kunstwetenschap en haar beoefenaars en bovenal hun certificaten kapittelde, hoe vermakelijk hij het 94