Tekstweergave van GA-1936_MB023_09091

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Juni 1936 AMSTELODAMUM De ijzeren ramen van het Paleis-Raadhuis. Het volgend schrijven is verzonden; Amsterdam, 14 Mei 1936. Aan het Bestuur van den Ncd. Oudheidkundigen Bond. Mijne Heer en, In opdracht van de besturen van het Kon. Oudheidkundig Genootschap, het Ge - nootschap Amstelodamum en den Bond Heemschut, alle gevestigd te Amsterdam, en onder betuiging van de gevoelens van eerbied, welke die besturen U toedragen, verzoekt de ondergeteekende U op de eerstvolgende jaarvergadering van den Ned. Oudheidkundigen Bond de volgende vraag ter behandeling te willen toestaan: Is reconstructie vaneen oud gebouw of détail daarvan, wel zooveel mogelijk in den oorspronkelijken vorm, doch met gebruik van zichtbaar moderne materialen en in zichtbaar gewijzigde constructie, toelaatbaar? He vraag is ons ingegeven, toen wij in het Kon. Paleis alhier, met machtiging van H. M. de Koningin, van naderbij de werkzaamheden ter vervanging van de bestaande ernpire-ramen en -kozijnen mochten in oogenschouw nemen. Daarbij en uit de uiededeelingen van de Restauratie-commissie is ons gebleken: dat de tegenwoordige empire-ramen indertijd zijn aangebracht ter vervanging Van de oorspronkelijke houten ramen zonder kozijnen; dat deze oorspronkelijke ramen (uiteen nog bewaard gebleven exemplaar bekend) door den aard van het materiaal niet kunnen voldoen aan de eischen van dezen tijd; dat men thans nieuwe ramen aanbrengt, die naar den vorm wel gelijkenis ver - tonnen met de oorspronkelijke, doch waarvoor als materiaal ijzer is gebruikt. Het wil ons voorkomen, dat deze oplossing indruischt tegen de principiën van den Ned. Oudheidkundigen Bond, gelijk die zijn neergelegd in zijn uitgaaf: Grond - beginselen en Voorschriften voor het behoud, de herstelling en de uitbreiding van °ude bouwwerken (Leiden 1917). Weliswaar wordt daar niet met name gesproken over verandering van de constructie ter voorziening in moderne eischen, doch ook dergelijke veranderingen worden o.i. beheerscht door de artt. XIII, XVIII —XXIII. ieder geval achten wij in overeenstemming met de algemeene tendentie der Grondbeginselen en Voorschriften: le. dat intacte, in later tijd aangebrachte veranderingen niet mogen worden vervangen door vormen, die het origineel nabootsen, uitsluitend met het doel om het gebouw weer te doen gelijken op zijn oorspronkelijken staat; dat, indien moderne eischen eene wijziging noodzakelijk maken, waarbij eene handhaving of herschepping van den oorspronkelijken toestand niet mogelijk is - niet oud worde nagemaakt, doch nieuw worde aangebracht. Dit nieuw moet Natuurlijk wel zoo veel mogelijk in harmonie zijn met het oude, doch verhele in geen geval zijn moderne herkomst. Wij meenen, dat een bespreking van deze punten ter vergadering van den Ned. Oudheidkundigen Bond van algemeen en verhelderend belang kan zijn, en zullen H dan ook oprechten dank weten, als U de bovengenoemde vraag op de agenda 'vilt plaatsen. Met beleefden groet blijf ik mij noemen Uw dienstw. (w.g.) Mr. A. de Bussy, secr. Amstelodamum. Herdruk Philips’ Grachtenboek. Het geschil met den heer Van Houten over onzen in 1930 uitgekomen herdruk Va n Gaspar Philips’ Grachtenboek is den Isten Mei 1936 dooreen dading tot een e md gekomen. Dientengevolge is de blokkade op deze uitgaaf opgeheven, met dien Wrstande, dat eenige wijzigingen in titelblad en voorbericht worden aangebracht. 91