Tekstweergave van GA-1936_JB033_00279
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
hebben
de
hiervoren
genoemde
Jacob
Schols
een
hypotheek
van
ƒ12.000,
Pieter
Steyn,
schepen
van
Haarlem
en
later
raadpensionaris,
een
van
ƒ
10.000
waar
-
voor
Pieter
Huysvoorn
1
borg
bleef
en
Ehas
van
Laer,
wonende
tegenover
de
voormalige
brouwerij
de
Arent
op
de
Prinsengracht,
een
van
ƒ
1500.
Er
wordt
beslag
gelegd,
en
de
borg
wordt
aangesproken.
Huysvoorn,
die
zelf
in
het
ongereede
zal
geraken
2
,
doet
de
hypotheek
voor
ƒ
5000
over
aan
den
brouwer
Cornehs
van
Liesveld
3
,
wiens
zoon
3
zij
na
diens
dood
ten
deel
valt.
De
hypotheekhouders
verkrijgen
eerst
in
1743
het
recht
hun
penningen
onder
borgstelling
te
lichten.
Het
arrest
is
toen
opgeheven,
de
schepen
worden
verkocht.
1
Makelaar
sinds
1710
m
vaste
goederen,
beleenmgen
en
obligaties.
Hij
woonde
sedert
1735
op
den
Binnenkant
tusschen
de
Schippers-
en
Bantammerstraten.
Bicker
Raye
kende
hem
goed,
want
hij
noteerde
6
November
1732
den
dood
van
zijn
tweede
echtgenoote
(Penna
Ehsabeth
Schoon),
11
April
1733
dien
van
de
moeder
zijner
eerste
vrouw,
26
October
1734
zijn
derde
huwelijk
met
(Magdalena)
Messing,
weduwe
van
(Jan)
Langerak,
13
December
1742
den
dood
van
zijn
eemg
zoontje
en
12
Sep
-
tember
1743
dien
van
zijn
derde
vrouw.
Hij
noteert
ook
9
December
1753
het
overlijden
van
den
makelaar
in
assuranties
Willem
Huisvocrn,
wonende
op
de
Reguhersgracht
tusschen
de
Heeren-
en
Keizersgrachten,
en
30
September
1751
den
dood
van
zijn
eemg
kind,
„dat
een
live,
aardige
jonge
was
.
2
Hij
werd
18
Januari
1745
failliet
verklaard
en
24
Maart
d.o.v.
gerehabiliteerd.
Zijn
verhezen
sproten
voor
een
deel
voort
uit
borgtochten;
die
voor
du
Peyrou
werd
met
genoemd.
Voor
de
tweede
maal
werd
hij
30
April
1757
insolvent.
De
boeken
der
desolate
boedelkamer
geven
daarover
verder
geen
inlichtingen.
3
Bicker
Raye
noteerde
onder
26
Juni
1739,
bij
zijn
dood
op
3
Juli:
„Is
de
oude
brouwer
Cornehs
van
Liesvelt
overleede,
hij
was
seer
rijk,
men
sijt,
hij
wel
een
mihoen
aan
geit
naar
laat
.En
12
Oc
-
tober
1761,
van
hem
sprekende:
„die
voor
dese
brouwer
m
t
Roothart
geweest
is,
daar
hij
groote
schatten
m
voonge
jaaren
heeft
gewonne”.
Op
het
zedelijk
leven
van
zijn
zoon
Paulus
was
veel
af
te
dingen.
Bij
de
zesde
betrapping
op
overspel
moest
hij
de
vervolging
met
ƒ
3600
van
den
schout
afkoopen.
(Notitie
23
November
1736).
Bij
zijn
dood
wordt
onder
29
October
1750
van
dezen
„geweese
brouwer”
gezegd,
dat
hij
„een
groot
liefhebber
van
vrouwenwas,
„waardoor
hij
sig
genoegsaam
gerenueert
bat”.
Deze
zoon
had
van
den
vader
bij
testament
alleen
de
legitieme
portie
ontvangen.
Diens
erfgename
was
de
dochter
Maria
Willemma,
die
het
huis
„Het
Klokhuys
op
de
Heerengracht
(thans
no.
280;
zie
uitvoerig
L.
Calkoen
m
11de
jaarboek
van
Amstelodamum,
blz.
146),
dat
haar
vader
gekocht
en
verhuurd
had,
ging
bewonen.
Zij
hield
aldaar
in
1742
vier
dienst
-
boden,
een
koets
en
vier
paarden;
haar
inkomen
werd
op
ƒ
16.000
a
ƒ
18.000
geschat;
alleen
van
haar
huizen
trok
zij
al
ƒBOOO
’s
jaars.
(Kohier
1742,
wijk
37,
no.
878).
Zij
sterft
als
„een
considerabele
rijke
dame”.
(Notitie
12
October
1761).
Haar
vermogen
was
hoogst
solide
belegd.
Bij
de
successie
werd
ƒ
396.075
aangegeven
en
wel
ƒ
196.800
aan
hulzen,
waaronder
haar
woonhuis
voor
ƒ58.000,
aan
hypotheken
ƒ32.000,
aan
Hollandsche
fondsen
ƒ126.900,
aan
beleenmgen
ƒ35.560
en
aan
Engelsche
fondsen
ƒ4815.
(Reg.
coll.
succ.
36,
f.
510).
207